Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
de minister van Asiel en Migratie,
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag tot afgifte van een verblijfsdocument EU/EER beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 29 september 2023 afgewezen, en het bezwaar van eiser is bij het bestreden besluit van 26 juli 2024 ongegrond verklaard. Eiser, geboren in 1989 met de Surinaamse nationaliteit, heeft de aanvraag ingediend om een afgeleid verblijfsrecht te verkrijgen bij zijn stiefkinderen, die de Nederlandse nationaliteit hebben.
De rechtbank heeft op 28 februari 2025 de zaak behandeld, waarbij eiser, zijn partner en de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de minister zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen zodanige afhankelijkheidsverhouding bestaat tussen eiser en zijn stiefkinderen dat zij gedwongen worden het grondgebied van de EU te verlaten als eiser geen verblijfsrecht krijgt. De rechtbank wijst erop dat eiser niet de juridische vader is van de kinderen en dat de biologische vader een rol speelt in hun leven. Eiser heeft weliswaar zorg- en opvoedtaken, maar dit is niet voldoende om de vereiste afhankelijkheid aan te tonen.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. M.E.A. Braeken en is openbaar gemaakt op 24 maart 2025. Eiser kan binnen vier weken hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.