ECLI:NL:RBDHA:2025:624
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 januari 2025 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielprocedure. De verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, had tegen het besluit van de Minister van Asiel en Migratie beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 14 november 2024, verklaarde de opvolgende aanvraag van de verzoeker niet-ontvankelijk. De verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, terwijl het beroep tegen het bestreden besluit nog aanhangig was.
De zitting vond plaats op 10 januari 2025, waar de verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, aanwezig was. De Minister werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting is het verzoek om voorlopige voorziening behandeld, maar de voorzieningenrechter heeft opgemerkt dat er op dezelfde dag een uitspraak is gedaan in een andere zaak (zaaknummer NL24.45141) die betrekking had op het beroep van de verzoeker. Hierdoor was de noodzaak voor een voorlopige voorziening niet meer aanwezig.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van mr. M.J.C. ten Hoopen als griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.