ECLI:NL:RBDHA:2025:6246

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
NL25.16187
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • D. Bruinse - Pot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring op grond van artikel 59 Vw 2000

Op 15 april 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de maatregel van bewaring van een eiser op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. De minister van Asiel en Migratie had op 7 april 2025 de maatregel opgelegd, waartegen de eiser beroep instelde. De rechtbank heeft het beroep op 8 april 2025 behandeld, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en de minister door zijn vertegenwoordiger. De eiser betoogde dat de minister de informatieplicht had geschonden, omdat de vertaling van de informatiefolder in het Roemeens niet voldeed aan de eisen van het Vreemdelingenbesluit 2000. De rechtbank oordeelde echter dat de informatiefolder voldoende duidelijk was en voldeed aan de informatieplicht. De rechtbank concludeerde dat de gronden voor de maatregel van bewaring voldoende waren, ondanks dat de eiser enkel de zware grond 3d had betwist. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. D. Bruinse - Pot, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E. Brokke, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.16187

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 april 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M.B.J. Strooij),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. F.S. Schoot).

Procesverloop

Bij besluit van 7 april 2025 (het bestreden besluit) heeft de minister aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 8 april 2025, met behulp van een beeldverbinding, op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Heeft de minister de informatieplicht geschonden?
1. Eiser betoogt dat de minister de informatieplicht heeft geschonden. Eiser heeft de aan hem overgelegde vertaling van de informatiefolder laten terugvertalen naar de Nederlandse taal. Hieruit blijkt dat in de Roemeense vertaling wordt gesproken over ‘arest preventiv’, wat in het Nederlands zoveel betekent als ‘voorlopige hechtenis’. Eiser voert aan dat ‘voorlopige hechtenis’ duidt op een strafrechtelijke context. Hierdoor kan de indruk bij een Roemeens sprekende vreemdeling ontstaan dat hij in een strafrechtelijk kader in hechtenis wordt genomen. Dit is hier juist niet het geval, aangezien eiser in vreemdelingenbewaring wordt gesteld. Dit maakt dat de gegeven informatie niet voldoet aan de eisen die in artikel 5.3 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) worden gesteld. Dit is ernstig, omdat de minister ruim de tijd heeft gekregen van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) om een informatiefolder te maken die voldoet aan wet- en regelgeving. Die deadline is echter al sinds 1 januari 2025 verstreken en de minister is er tot op heden nog niet in geslaagd. Eiser betoogt daarom dat er een gebrek in de maatregel zit en dat de belangenafweging om die reden in het voordeel van eiser moet uitvallen.
1.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister met deze informatiefolder in de Roemeense tekst voldaan aan de informatieplicht. Uit artikel 5.3. van het Vb 2000 blijkt dat de minister de plicht heeft om de vreemdeling, schriftelijk, in een taal die hij verstaat of waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat hij deze verstaat, op de hoogte te brengen van de redenen van bewaring en van de in het nationaal recht vastgestelde procedures om het bevel van bewaring aan te vechten, alsook van de mogelijkheid om gratis rechtsbijstand en vertegenwoordiging aan te vragen. De informatiefolder is opgesteld in het Roemeens, de taal die eiser goed beheerst. Uit de aan eiser overgelegde informatiefolder blijkt duidelijk wat de redenen voor de inbewaringstelling van eiser zijn en ook blijkt daaruit dat beroep tegen de maatregel mogelijk is, al dan niet met behulp van (gratis) rechtsbijstand van een advocaat. Naar het oordeel van de rechtbank is het in de Roemeense vertaling ook voldoende duidelijk dat eiser in vreemdelingrechtelijke context in bewaring is gesteld. Dit komt mede door de context waarin het woord ‘arest preventiv’ is geplaatst. De informatiefolder bevat namelijk, volgens de door eiser overgelegde beëdigde vertaling, de volgende tekst:
‘U ontvangt deze folder omdat u in voorlopige hechtenis bent genomen. Dit betekent dat u tijdelijk in een soort gevangenis moet verblijven. U wordt uitgezet. Of u wacht nog op een beslissing m.b.t. uw aanvraag. Wij hebben de redenen aangekruist waarom u in voorlopige hechtenis bent genomen:
□ i De voorlopige hechtenis is noodzakelijk voor de bescherming van de nationale
veiligheid.
□ ii De voorlopige hechtenis is noodzakelijk voor de bescherming van de openbare
orde.
□ iii Omdat, zonder voorlopige hechtenis, het risico bestaat dat u zich verbergt voor de Nederlandse autoriteiten.
□ iv Omdat u zich verzet tegen de voorbereidingen voor uw vertrek of uitzetting, of omdat u probeert te ontsnappen aan uw vertrek of uitzetting.’
Daaronder staan dan de gronden van bewaring vermeld. Ook is de maatregel van bewaring afkomstig van de Immigratie- en Naturalisatiedienst, de Koninklijke Marechaussee, en de politie. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit deze context voldoende dat de vreemdeling in een vreemdelingenrechtelijk kader wordt gedetineerd. In de tekst is geen enkel aanknopingspunt te vinden voor toepassing van het strafrecht. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Kunnen de gronden de maatregel van bewaring dragen?
2. In de maatregel van bewaring heeft de minister overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. De minister heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vb 2000, als zware gronden vermeld dat eiser:
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb 2000 heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
2.1.
De rechtbank stelt vast dat eiser enkel zware grond 3d heeft betwist. De niet betwiste zware en lichte gronden zijn voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen. Deze gronden kunnen de maatregel dragen omdat zij feitelijk juist zijn en voldoende zijn toegelicht. [1] Uit de gronden volgt dat een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
3. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de minister en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [2]

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Bruinse - Pot, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E. Brokke, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.ABRvS 25 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:829.
2.ABRvS 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.