ECLI:NL:RBDHA:2025:6271

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
22/4353
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

WIA-beroep met deskundigenonderzoek naar arbeidsongeschiktheid en rechtsgevolgen van het bestreden besluit

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 4 maart 2025 uitspraak gedaan in een WIA-beroep. Eiser, vertegenwoordigd door mr. R.G.A.M. van den Heuvel, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door M.A. Bakker. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en deskundigen benoemd, waaronder psychiater dr. J.A. Bouwens en verzekeringsarts mevr. drs. M. Vervoort, om de arbeidsongeschiktheid van eiser te beoordelen. Eiser was werkzaam als internationaal chauffeur en heeft zich ziekgemeld vanwege gezondheidsklachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit in strijd is met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en heeft het beroep gegrond verklaard. De rechtbank heeft de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten, omdat het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiser ongewijzigd is gebleven. Eiser heeft recht op vergoeding van het griffierecht en de proceskosten zijn vastgesteld op € 3.628. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/4353

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 maart 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. R.G.A.M. van den Heuvel),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv),verweerder
(gemachtigde: M.A. Bakker).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[bedrijfsnaam] B.V., uit [vestigingsplaats] (ex-werkgever)
(gemachtigde: mr. drs. A. Jurg).

Procesverloop

Bij besluit van 23 november 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat eiser recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) naar een mate van 80 tot 100 % arbeidsongeschiktheid.
Bij besluit van 1 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van de ex-werkgever tegen het primaire besluit gegrond verklaard en bepaald dat eiser recht heeft op een WIA-uitkering naar een mate van 44,87 % arbeidsongeschiktheid.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De ex-werkgever heeft verklaard als derde-partij aan het geding te willen deelnemen.
Eiser heeft aanvullende stukken ingediend.
Naar aanleiding van de aanvullende stukken van eiser heeft verweerder het bestreden besluit gewijzigd bij besluit van 10 maart 2023 (het gewijzigde besluit). Verweerder heeft hierin bepaald dat eiser recht heeft op een WIA-uitkering naar een mate van 47,93 % arbeidsongeschiktheid.
Eiser heeft gereageerd op het gewijzigde besluit. Vervolgens heeft verweerder op de reactie van eiser gereageerd.
De rechtbank heeft het beroep op 14 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser, de echtgenote van eiser, de gemachtigde van eiser, de gemachtigde van verweerder G.M. Folkers-Hooijmans en de gemachtigde van de ex-werkgever deelgenomen.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en zowel een psychiater als een verzekeringsarts als deskundige benoemd voor het instellen van een onderzoek en het uitbrengen van advies. De rechtbank heeft beide rapporten op 5 maart 2024 ontvangen. Partijen hebben daarop gereageerd.
De rechtbank heeft de deskundigen gevraagd om te reageren op de aanvullende gronden van eiser. De rechtbank heeft de reactie op 18 juli 2024 ontvangen. Partijen hebben daarop gereageerd.
Op 3 oktober 2024 heeft eiser aangegeven dat hij zijn gronden nader wil toelichten op een tweede zitting. De rechtbank heeft het beroep op 21 januari 2025 behandeld. Verschenen zijn: de echtgenote van eiser, de gemachtigde van eiser, de gemachtigde van verweerder M.A. Bakker en de gemachtigde van de ex-werkgever. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

Geen toestemming voor het delen van medische gegevens
1. Eiser heeft geen toestemming gegeven om medische gegevens te delen met zijn ex-werkgever. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beslist dat alleen de gemachtigde van de ex-werkgever van de medische stukken kennis mag nemen. De rechtbank zal in de uitspraak geen medische informatie opnemen, om te voorkomen dat ex-werkgever alsnog kennis neemt van de medische situatie van eiser.
Gewijzigde beslissing op bezwaar
2. Gedurende de beroepsprocedure heeft verweerder het bestreden besluit vervangen door het gewijzigde besluit. Het is de rechtbank niet gebleken dat eiser nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van dat eerste besluit. De rechtbank zal het beroep tegen het bestreden besluit daarom niet-ontvankelijk verklaren. Omdat het gewijzigde besluit niet tegemoet komt aan de bezwaren van eiser, heeft het beroep gericht tegen het bestreden besluit, op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, van rechtswege mede betrekking op het gewijzigde besluit.
Wat ging er aan de procedure vooraf?
3. Eiser was werkzaam als internationaal chauffeur bij de ex-werkgever voor gemiddeld 51,25 uur per week. Op 4 augustus 2010 heeft hij zich ziekgemeld voor dit werk wegens gezondheidsklachten. Sinds 11 augustus 2012 ontvangt eiser een WIA-uitkering. De primaire verzekeringsarts heeft op 23 maart 2021 (datum in geding) een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld ten behoeve van een herbeoordeling. Bij het primaire besluit is de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser op grond van de WIA bepaald op 80-100 %. Aan het primaire besluit heeft verweerder het rapport van de arbeidsdeskundige van 19 november 2021 ten grondslag gelegd.
3.1
De ex-werkgever van eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van de ex-werkgever gegrond verklaard en de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser vastgesteld op 44,87 %. Aan het bestreden besluit heeft verweerder de FML van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van 13 mei 2022 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 8 juni 2022 ten grondslag gelegd.
3.2
Op 10 maart 2023 heeft de arbeidsdeskundige b&b besloten om één van de geduide functies te laten vervallen. Het gaat om de functie administratief medewerker met de SBC-code 315133. Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige b&b de volgende functies erbij geduid: productiemedewerker industrie (SBC-code 111180), monteur reparatie smartphones (SBC-code 2670320), assemblagemedewerker besturingskast (SBC-code 267071) en wikkelaar (SBC-code 267053). Bij het gewijzigde besluit is bepaald dat eiser voor 47,93 % arbeidsongeschikt is. Aan het gewijzigde besluit heeft verweerder het rapport van de verzekeringsarts b&b van 30 juni 2022 en het rapport de arbeidsdeskundige b&b van 1 juli 2022 ten grondslag gelegd.

Psychiatrisch onderzoek

4. De rechtbank heeft aanleiding gezien om psychiater dr. J.A. Bouwens te benoemen als deskundige. De deskundige psychiater heeft op 4 maart 2024 over eiser gerapporteerd.

Verzekeringsgeneeskundig onderzoek

5. De rechtbank heeft aanleiding gezien om verzekeringsarts mevr. drs. M. Vervoort te benoemen als deskundige. De deskundige komt in dienst rapport van 27 februari 2024 tot de conclusie dat er op datum in geding (23 maart 2021) méér beperkingen waren dan zijn weergegeven in de FML van 13 mei 2022. Volgens de deskundige verzekeringsarts leiden de klachten en diagnose die de deskundige psychiater heeft opgenomen tot beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren. Dit blijkt uit de afhankelijkheid van betrokkene van zijn partner. Er blijken verder beperkingen in de conceptuele vaardigheden te bestaan, zoals taalbegrip, geldbegrip en zelfsturing. Ten aanzien van de lichamelijke beperkingen, stelt de deskundige verzekeringsarts dat er geen nieuwe inzichten per datum in geding zijn. Verder heeft de deskundige verzekeringsarts aangegeven dat er geen medische reden is voor het aannemen van een urenbeperking. Met de opgestelde beperkingen in de overige rubrieken wordt er voldoende rekening gehouden met de belastbaarheid. De deskundige verzekeringsarts komt tot de conclusie om aanvullende beperkingen aan te nemen op de punten: 1.6.4, 1.6.5, 1.6.6, 1.9.1, 2.4, 2.5, 2.6.2, 2.7.2 en 2.12.1.

Standpunt van partijen

6. Eiser voert aan dat de bevindingen van de psychiater niet zijn geïntegreerd in de rapportage van de deskundige verzekeringsarts, dan wel onvoldoende zijn vertaald in de beperkingen. Zo worden ten onrechte geen beperkingen opgenomen in rubriek 1 t.a.v. het vasthouden van de aandacht, het verdelen daarvan, het herinneren, het handelingstempo, het doelmatig handelen en het zelfstandig handelen. Ook in rubriek 2 zijn ten onrechte geen beperkingen opgenomen m.b.t. lezen en schrijven, emotionele problemen van anderen hanteren en eigen gevoelens uiten (ernstige beperkingen in het sociale functioneren/slecht in staat kortdurende oppervlakkige sociale interacties tot een goed einde te brengen). Daarbij heeft eiser aanvullende stukken van behandeld psychiater Y. Baoutou ingebracht.
7. In reactie op het deskundigenrapport heeft de verzekeringsarts b&b de FML dienovereenkomst aangepast op 28 maart 2024. Bij rubrieken 1.6.4, 1.6.5 en 1.6.6. heeft de verzekeringsarts b&b aangegeven dat “
bij goede afspraken, structuur en bekende werkwijze er in enige mate van zelfstandigheid wel mogelijk is”.De verzekeringsarts b&b heeft gemotiveerd dat de beperkingen die zijn gesteld dan te absoluut worden opgevolgd, hetgeen niet overeenkomt met de feiten. Hierbij wordt bedoeld het jarenlang als internationaal chauffeur gewerkt hebben (pagina 2 van het rapport van 28 maart 2024).
7.1
Verweerder heeft hierna de arbeidsdeskundige b&b een onderzoek laten verrichten. Aan de hand van de aangepaste FML van 28 maart 2024 is hij tot de conclusie gekomen dat alle eerder geselecteerde functies nog steeds passend zijn voor eiser. Dit betekent dat de mate van arbeidsongeschiktheid 47,93 % blijft.

Aanvullende zienswijze

8. De rechtbank heeft de deskundigen gevraagd te reageren op de stukken van eiser. Dat hebben zij gedaan.
8.1
Verweerder heeft op 1 augustus 2024 aangegeven geen aanleiding te zien om een inhoudelijke reactie te geven op het deskundigenrapport.
8.2
Eiser heeft gereageerd op 3 oktober 2024, met overlegging van reacties van behandelend psychiater Y. Baoutaou.
9. Op 17 december 2024 heeft verweerder aan de rechtbank meegedeeld dat bij besluit van 16 december 2024 vanaf 1 mei 2024 een mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld van 80-100 %.

Beoordeling door de rechtbank

10. De rechtbank overweegt in de eerste plaats dat het oordeel van de door de rechter ingeschakelde onafhankelijke deskundige dient te worden gevolgd, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven van dat oordeel af te wijken. Het is namelijk bij uitstek de taak van de deskundige om bij verschil van inzicht tussen partijen over de medische beperkingen een beslissend advies te geven. De deskundigenrapporten geven blijk van een zorgvuldig onderzoek. De deskundige psychiater heeft eiser onderzocht op verschillende momenten. Zo heeft neuropsychologisch en psychiatrisch onderzoek plaatsgevonden. De deskundige verzekeringsarts heeft het rapport van het psychiatrisch onderzoek meegenomen in zijn rapport. Eiser is gezien door de deskundige verzekeringsarts. Verder hebben de deskundigen dossierstudie verricht en de informatie uit de behandelend sector bestudeerd.
Beoordeling van het psychiatrisch onderzoek
11. Tussen partijen is in geschil of het rapport van de deskundige psychiater onafhankelijk en onpartijdig tot stand is gekomen en of hij het medicijngebruik heeft meegenomen.
11.1
Wat betreft het betoog van psychiater Y. Baoutou over de onpartijdigheid van de deskundige psychiater dr. J.A. Bouwens, oordeelt de rechtbank als volgt. In artikel 8:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat een deskundige die zijn benoeming heeft aanvaard, verplicht is zijn opdracht onpartijdig en naar beste weten te vervullen. De rechtbank heeft geen aanleiding te twijfelen aan de deskundigheid en onpartijdigheid van Bouwens. Hij heeft zijn bevindingen uitgebreid beschreven en beargumenteerd, ook na de door eiser geuite twijfel in reactie daar op. De rechtbank ziet – voor zover eiser dat betoogt – ook geen aanleiding om een andere deskundige psychiater te benoemen om in deze zaak een rapport uit te brengen.
11.2
Volgens de deskundige psychiater heeft het medicatiegebruik geen invloed op zijn beschrijvende diagnostiek en berust de diagnostiek op zijn bevindingen op hetgeen op objectieve wijze uit het dossier blijkt.
11.3
De deskundige psychiater heeft voldoende rekening gehouden met de psychische klachten van eiser.
Beoordeling van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek
12. Tussen partijen is verder in geschil of verdergaande beperkingen dienen te worden aangenomen ten aanzien van rubrieken 1 en 2. De verzekeringsarts b&b heeft de FML aangepast overeenkomst het advies van de deskundige, met enige nuanceringen op punten 1.6.4, 1.6.5 en 1.6.6. De rechtbank zal de verzekeringsarts b&b dan ook volgen in de medische conclusies over de belastbaarheid van eiser.
12.1
In het deskundigenrapport gaat de deskundige verzekeringsarts in op de beperkte aandachtspanne en het beperkte werkgeheugen van eiser zoals door de deskundige psychiater vastgelegd. De deskundige verzekeringsarts motiveert dat hij het eens is met het Uwv met het niet toekennen van deze beperkingen, omdat in rubriek 1.8 deze beperkingen worden ondervangen en er anamnestisch geen ernstigere geheugen en/of aandachtsproblemen bleken, ook niet tijdens het onderzoek met de deskundige psychiater. De deskundige psychiater heeft daarbij aangegeven dat het herhalen van vragen niet nodig was en het gesprek door eiser goed gevolgd kon worden.
12.2
Wat betreft het vasthouden van de aandacht in het dagelijks functioneren, heeft de deskundige verzekeringsarts – bij aanvullende reactie – aangegeven dat, gelet op het feit dat eiser zelfstandig een gesprek kan voeren, taken kan verrichten in het huishouden en kan koken, op dit item geen beperking kan worden aangenomen. Volgens de deskundige verzekeringsarts is eiser in staat opeenvolgende handelingen te verrichten, zonder daarbij de aandacht te verliezen en verloren te raken in zijn taak. Wat betreft het verdelen van de aandacht in het dagelijks functioneren, heeft de deskundige verzekeringsarts gemotiveerd dat eiser het vermogen heeft tot het verleggen van de aandacht van de ene informatiebron naar de andere informatiebron. Dit vermogen is onder andere noodzakelijk bij koken en daartoe is eiser in staat. Over het herinneren in het dagelijks functioneren gaat het over het reproduceren van informatie op elk gewenst moment dat onmisbaar is voor het dagelijks functioneren. Er is bij eiser geen sprake van onmogelijkheid tot het reproduceren van informatie, waardoor deze beperking niet is toegekend. Wat betreft het punt “inzicht in eigen kunnen in het dagelijks leven” in rubriek 1, heeft de deskundige verzekeringsarts aangegeven dat geen medische reden is om hier een beperking voor toe te kennen. Eiser heeft in het verleden bewezen wel degelijk zich aan te kunnen passen aan de eisen van de omgeving. De deskundige psychiater heeft daarbij gemotiveerd dat eiser in het verleden heeft bewezen zich aan te kunnen passen aan de eisen van de omgeving. Met betrekking tot het doelmatig handelen in het dagelijks functioneren is eiser niet beperkt geacht, omdat eiser per datum in geding geen thuiszorg, mantelzorg of andere hulp heeft gekregen. De deskundige psychiater voorts aangegeven dat beperkingen zijn toegekend op rubriek 4, 5 en 6 op het zelfstandig handelen in het dagelijks functioneren. Ook blijkt bij eiser geen sprake te zijn van permanente en aanzienlijke vertraging in het dagelijks handelen, waardoor ook op dit punt geen beperking is toegekend.
12.3
De rechtbank merkt op dat de deskundige verzekeringsarts in rubriek 2 wel beperkingen heeft aangenomen ten aanzien van schrijven, lezen, hanteren van emoties van anderen en het uiten van de eigen emoties. De deskundige verzekeringsarts heeft voldoende rekening gehouden met de klachten die eiser dagelijks ervaart en die de deskundige psychiater heeft vastgesteld. De rechtbank acht de motiveringen van beide deskundigen inzichtelijk en duidelijk.
13. De arbeidsdeskundige b&b heeft in zijn rapport voldoende gemotiveerd waarom de geduide functies passend zijn. Eiser heeft hiertegen ook geen beroepsgronden gericht. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de geduide functies binnen de belastbaarheid van eiser vallen. Gelet daarop was eiser op 23 maart 2021 voor 47,93 % arbeidsongeschikt.

Conclusie en gevolgen

14. Verweerder heeft zowel het bestreden besluit gewijzigd als naar aanleiding van het rapport van de deskundige verzekeringsarts de FML in beroep aangepast. Dit betekent dat het gewijzigde besluit in strijd met artikel 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht tot stand is gekomen. Het beroep is daarom gegrond. Omdat het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiser ongewijzigd is gebleven, zal de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand laten.
15. Omdat de rechtbank het beroep gegrond zal verklaren, bepaalt zij dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht moet vergoeden.
16. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiser redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep. De rechtbank stelt de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 3.628 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 1 punt voor het verschijnen op de tweede zitting, 0,5 punt voor de schriftelijke zienswijze na verslag van het deskundigenonderzoek en 0,5 voor de tweede schriftelijke zienswijze na verslag van het deskundigenonderzoek, met een waarde per punt van € 907 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep tegen het gewijzigde besluit gegrond;
  • vernietigt het gewijzigde besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde gewijzigde besluit in stand blijven;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50 aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 3.628.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.E.M. de Coninck, rechter, in aanwezigheid van
mr.I. Ince, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.