ECLI:NL:RBDHA:2025:6319

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 maart 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
NL25.3621
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Somalië met tegenstrijdige verklaringen over problemen met Al-Shabaab en alleenstaande vrouwenbeleid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 27 maart 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres, een Somalische vrouw, diende op 7 februari 2023 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank behandelt de zaak in enkelvoudige kamer en constateert dat eiseres op 19 maart 2025 is gehoord, waarbij ook een tolk aanwezig was. Eiseres heeft verklaard dat zij problemen heeft ondervonden van Al-Shabaab, die haar hebben ontvoerd en mishandeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag echter afgewezen, omdat de verklaringen van eiseres als ongeloofwaardig worden beschouwd. De rechtbank concludeert dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er tegenstrijdigheden in de verklaringen van eiseres zijn. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van eiseres, zoals haar analfabetisme en psychische gesteldheid, maar dat deze niet voldoende onderbouwd zijn. De rechtbank wijst het beroep van eiseres af, omdat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet kan terugkeren naar Somalië en dat zij geen bescherming kan krijgen van haar grootfamilie of clan. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er wordt geen proceskostenvergoeding toegekend.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.3621
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser
(gemachtigde: mr. B. de Haan),
en
de minister van Asiel en Migratie, de minister
(gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovacs).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Eiseres heeft op 7 februari 2023 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
1. De rechtbank heeft het beroep op 19 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiser, L. Sharik als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
2. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1995. Zij heeft de Somalische nationaliteit, is afkomstig uit [plaats] en behoort tot de Hawiye-bevolkingsgroep. Zij heeft een zoontje die in 2016 is geboren. In 2021 is eiseres gescheiden van haar echtgenoot. Sindsdien is zij alleenstaand. Haar broer was eigenaar van een winkel. Hij kreeg problemen met Al-Shabaab over betalingen. Na diens verdwijning heeft eiseres op enig moment die winkel heropend. Zij kreeg toen bezoek van Al-Shabaab, die het haar kwalijk nam dat zij de winkel zonder hun toestemming weer had geopend. Men betichtte eiseres van afvalligheid en hebben haar meegenomen en mishandeld. Na tien dagen wist eiseres te ontsnappen. Zij vond onderdak bij haar nicht in [plaats] . Deze nicht is op enig moment telefonisch bedreigd, omdat zij hulp had verleend aan eiseres. Hierop is eiseres gevlucht uit Somalië. De minister heeft met het bestreden besluit van 24 januari 2025 de asielaanvraag van eiseres in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
1. identiteit, nationaliteit en herkomst; en
2. problemen met Al-Shabaab.
3.1.
De minister vindt het eerste asielmotief geloofwaardig. Het tweede asielmotief vindt de minister echter ongeloofwaardig, omdat de verklaringen van eiseres niet samenhangend en aannemelijk zijn.1 Daartoe is volgens de minister van belang dat eiseres over een vijftal punten tegenstrijdig heeft verklaard. Voorts stelt de minister zich op het standpunt dat eiseres geen gegronde vrees voor vervolging heeft en bij terugkeer naar Somalië geen reëel risico loopt op ernstige schade. Zo voldoet eiseres niet aan het alleenstaandevrouwenbeleid dat voor Somalië geldt en kan haar een binnenlands beschermingsalternatief worden tegengeworpen. Zij kan immers in [plaats] verblijven. Op basis hiervan heeft de minister geen verblijfsvergunning verleend op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef onder a en b, van de Vw. Daarom concludeert de minister dat de asielaanvraag ongegrond is. Eiseres betwist het bestreden besluit en voert daartoe diverse beroepsgronden aan. De rechtbank bespreekt deze beroepsgronden hierna.
Referentiekader
4. Eiseres voert aan dat de minister in de besluitvorming ten aanzien van de geloofwaardigheidsbeoordeling in haar relaas onvoldoende rekening heeft gehouden met haar referentiekader. In het bijzonder stelt zij dat haar psychische gesteldheid niet is meegewogen
.
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het referentiekader van eiseres kenbaar en voldoende is meegewogen. Uit het voornemen blijkt dat de minister rekening heeft gehouden met het gegeven dat eiseres afkomstig is uit een dorp met beperkte voorzieningen en dat zij nooit een opleiding heeft gevolgd.2 Daarnaast heeft de minister kenbaar gemaakt rekening te houden met het gegeven dat eiseres analfabeet is, zoals ook blijkt uit het MediFirst-advies. Gezien deze omstandigheden heeft de minister eiseres niet gevraagd naar exacte data, hetgeen onderstreept dat de minister bij het horen en de beoordeling van haar asielrelaas rekening heeft gehouden met haar individuele omstandigheden. Voor zover eiseres psychische problematiek naar voren heeft gebracht, heeft de minister deze niet ten onrechte buiten beschouwing gelaten. De psychische problemen van eiseres zijn pas in de nadere beroepsgronden van 13 maart 2025 aangevoerd en verder niet onderbouwd. Het MediFirst- advies en de gehoorverslagen geven er ook geen blijk van dat eiseres (eerder) psychische klachten had. De minister heeft voorts kunnen concluderen dat de overgelegde iMMO- signaleringslijst onvoldoende onderbouwing biedt, aangezien andere medische stukken of verklaringen van behandelaars ontbreken. Ook heeft de minister eiseres mogen tegenwerpen dat zij inmiddels ruim twee jaar in Nederland verblijft en dat niet is gebleken dat zij in het verleden ooit behandeling voor psychische klachten heeft gezocht.
Geloofwaardigheidsbeoordeling
5. Eiseres heeft beroepsgronden ingediend tegen de beoordeling van haar asielrelaas door de minister. Zij stelt dat de minister ten onrechte heeft geconcludeerd dat er sprake is van tegenstrijdigheden in haar verklaringen. De minister heeft deze tegenstrijdigheden betrokken bij de geloofwaardigheidsbeoordeling. De rechtbank zal deze beoordeling hierna bespreken in de volgorde van de elementen zoals de minister die in het bestreden besluit heeft gehanteerd.
Situatie van broer en Al-Shabaab
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat de minister zich op het standpunt heeft mogen stellen dat eiseres tegenstrijdig heeft verklaard over de situatie van haar broer en Al-Shabaab en dat zij voor deze tegenstrijdigheid geen afdoende verklaring heeft gegeven. Eiseres heeft namelijk tijdens het aanmeldgehoor verklaard dat haar broer is gevlucht, terwijl zij in het nader gehoor heeft verklaard dat haar broer door Al-Shabaab is ontvoerd.3 De enkele verwijzing van eiseres naar de correcties en aanvullingen is geen afdoende verklaring voor deze tegenstrijdigheid. Daarnaast blijkt uit het rapport van het nader gehoor dat eiseres met de tegenstrijdigheid is geconfronteerd, waarbij zij slechts heeft aangegeven dat zij de verklaring over de vlucht van haar broer niet heeft afgelegd.4 De minister heeft deze summiere toelichting onvoldoende mogen vinden, aangezien eiseres daarmee de geconstateerde tegenstrijdigheid niet goed heeft uitgelegd.
Reden van ontvoering van eiseres door Al-Shabaab
5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres tegenstrijdig heeft verklaard over de reden van haar ontvoering door Al-Shabaab. In het aanmeldgehoor heeft eiseres verklaard dat zij is ontvoerd, omdat Al-Shabaab wilde weten waar haar broer zich bevond.5 In het nader gehoor heeft eiseres verklaard dat haar ontvoering verband hield met afpersing en het openen van de winkel van haar broer.6 De enkel stelling van eiseres dat er sprake zou zijn van een vertaal- of verslagleggingsfouten, is niet een afdoende verklaring voor deze tegenstrijdigheid. De minister heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat hiervoor geen aanwijzingen zijn. Zo is tijdens het nader gehoor gebruik gemaakt van een registertolk en heeft eiseres aangegeven de tolk goed te kunnen verstaan.7 Het verslag van het nader gehoor geeft verder geen aanknopingspunten voor de conclusie dat sprake was van miscommunicatie of verwarring tussen de tolk en eiseres als gevolg waarvan eiseres haar verklaringen onjuist zijn weergegeven.
Het moment waarop Al-Shabaab voor de tweede keer langskwam
5.3.
De minister heeft zich naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres tegenstrijdig heeft verklaard over het moment waarop Al- Shabaab voor de tweede keer langskwam. Voor deze tegenstrijdigheid heeft eiseres geen afdoende verklaring gegeven. In het nader gehoor heeft eiseres aanvankelijk verklaard dat Al-Shabaab twee dagen na de ontvoering van haar broer langskwam.8 Later heeft zij verklaard dat zij vier dagen na de ontvoering van haar broer de winkel weer heeft geopend en dat Al-Shabaab twee dagen na die opening langskwam.9 Eiseres verwijst wederom naar de correcties en aanvullingen, maar de minister heeft hierover niet ten onrechte opgemerkt dat eiseres met haar verklaring het verschil in de tijdsperioden niet heeft toegelicht. Verder overweegt de rechtbank dat eiseres opnieuw verwijst naar een vertaalfout, maar dat zij niet heeft geconcretiseerd welke specifieke passages onjuist zouden zijn vertaald. Zoals overwogen in rechtsoverweging 6.2, heeft de minister zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat er geen aanwijzingen zijn voor vertaalfouten die een verklaring geven voor de tegenstrijdige verklaringen van eiseres.
De doodsoorzaak van vader
5.4.
De rechtbank is van oordeel dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres tegenstrijdig heeft verklaard over de doodsoorzaak van haar vader. Eiseres heeft voor deze tegenstrijdigheid geen afdoende verklaring gegeven. In het politieverhoor heeft eiseres verklaard dat haar vader is vermoord door Al-Shabaab, terwijl zij in het aanmeldgehoor en in het nader gehoor heeft verklaard dat haar vader is overleden door ziekte.10 Ten aanzien van het primaire standpunt van eiseres, namelijk dat het politieverhoor niet bij de beoordeling mag worden betrokken, heeft de minister terecht opgemerkt dat eiseres dit niet heeft onderbouwd. Het subsidiaire standpunt van eiseres, waarin zij verwijst naar de correcties en aanvullingen, slaagt wederom niet. Een enkel beroep op deze correcties en aanvullingen, zonder een verdere toelichting op de discrepantie tussen haar verklaringen, is onvoldoende. Daarbij heeft de minister ook mogen betrekken dat de enkele stelling van eiseres dat er sprake is van een vergissing door eiseres, de gehoormedewerker of de tolk, onvoldoende is onderbouwd. Deze enkele stelling kan de geconstateerde tegenstrijdigheid in haar verklaringen niet ophelderen. De minister heeft er op mogen wijzen dat niet valt in te zien dat eiseres niet eenduidig heeft kunnen verklaren over een belangrijke gebeurtenis als het overlijden van haar vader.
De duur van het verblijf van eiseres in [plaats]
5.5.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres tegenstrijdig heeft verklaard over de duur van haar verblijf in [plaats] . Ook voor deze tegenstrijdigheid heeft eiseres geen afdoende verklaring gegeven. In het aanmeldgehoor heeft eiseres verklaard een jaar bij haar nicht in [plaats] te hebben verbleven. In het nader gehoor heeft zij evenwel aangegeven twee maanden in [plaats] te hebben verbleven.11 De enkele stelling dat zij in het aanmeldgehoor al de termijn van twee maanden heeft genoemd, wordt niet gestaafd door de inhoud van het rapport van het aanmeldgehoor. Voorts is haar enkele verwijzing naar de correcties en aanvullingen, een onvoldoende toelichting op de geconstateerde tegenstrijdigheid. Verder valt niet in te zien dat de tegenstrijdigheid te wijten zou zijn aan vertaalfouten. Daarbij heeft de minister mogen betrekken dat de periodes van één jaar dan wel van twee maanden een aanzienlijk verschil behelzen. Voor zover eiseres stelt dat aan het indienen van correcties en aanvullingen op het aanmeldgehoor geen termijn is verbonden, overweegt de rechtbank dat de minister dit haar ook niet heeft tegengeworpen. Tussen het aanmeldgehoor en het indienen van de correcties en aanvullingen zijn ruim twee jaar verstreken. De minister heeft enkel opgemerkt dat niet valt in te zien waarom eiseres niet eerder heeft gereageerd op de geconstateerde tegenstrijdigheid. Eiseres heeft hiervoor ook geen verklaring gegeven, waardoor de minister haar dit niet ten onrechte heeft tegengeworpen.
Conclusie geloofwaardigheidsbeoordeling
5.6.
Gelet op het voorgaande heeft de minister het asielrelaas van eiseres terecht ongeloofwaardig mogen achten. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de minister ten onrechte heeft nagelaten om eiseres aanvullend te horen, dan wel om te bepalen dat de minister eiseres alsnog aanvullend dient te horen.
Alleenstaandevrouwenbeleid
6. Eiseres voert aan dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd dat zij niet gekwalificeerd als alleenstaande vrouw zonder bescherming.
6.1.
Uit paragraaf C7/30.3.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) volgt dat alleenstaande vrouwen aangemerkt worden als risicoprofiel in Somalië. Bij de beoordeling of een vrouw in Somalië als alleenstaand wordt gezien en bescherming behoeft, wordt in ieder geval gekeken naar twee zaken. Dat is ten eerste of zij geen echtgenoot of duurzame relatie heeft en ten tweede of er geen grootfamilie of (plaatselijke) meerderheidsclan is, waarop zij voor opvang en bescherming kan terugvallen.12
6.2.
Het is niet in geschil dat eiseres geen echtgenoot of duurzame relatie heeft in Somalië. De rechtbank zal zich daarom richten op het tweede aspect van het beleid: de bescherming door grootfamilie en eventueel een (plaatselijke) meerderheidsclan.
6.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres de bescherming van haar grootfamilie kan inroepen. Daarbij geldt dat het beleid geen specifiek vereiste stelt voor de aanwezigheid van een mannelijk beschermingspersoon. Dat eiseres stelt geen mannelijke familieleden meer te hebben, vormt dus geen noodzakelijke voorwaarde voor bescherming. Verder heeft de rechtbank, gelet op de ongeloofwaardigheid van het asielrelaas, geen aanleiding gezien om te concluderen dat eiseres geen bescherming zou kunnen krijgen van haar grootfamilie. Eiseres heeft verklaard dat zij een tante en een nicht in [plaats] heeft en dat andere familieleden zorgen voor haar zoontje, broertjes en zusjes.13
6.4.
Verder overweegt de rechtbank dat eiseres behoort tot de Hawiye- bevolkingsgroep. Niet is gebleken dat eiseres geen bescherming zou kunnen krijgen bij deze clan, als zij terugkeert naar Somalië. De enkele stelling dat zij geen contact kan krijgen met haar clan, omdat het hele gebied onder controle van de Al-Shabaab staat, is daartoe onvoldoende. Uit het algemeen ambtsbericht van Somalië van juni 2023 (het ambtsbericht) blijkt namelijk dat de Hawiye-clan, als meerderheidsclan, zich in [plaats] bevindt en dat [plaats] onder controle van de federale autoriteiten staat.14 Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat eiseres evenmin aannemelijk heeft gemaakt dat zij geen bescherming kan ontvangen van clan in Somalië. De minister heeft daarom terecht geconcludeerd dat eiseres niet in aanmerking komt voor bescherming op grond van het alleenstaandevrouwenbeleid.
Binnenlands beschermingsalternatief
7. Eiseres heeft verder aangevoerd dat de minister, gelet op de informatie uit de zienswijze, [plaats] niet als binnenlands beschermingsalternatief heeft mogen tegenwerpen.
7.1.
De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiseres bij terugkeer naar haar voormalige woonplaats in [plaats] in Somalië een reëel risico loopt op ernstige schade. Tussen partijen is slechts in geschil of de minister [plaats] als binnenlands beschermingsalternatief heeft mogen aanmerken.
7.2.
Uit artikel 3.37d van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 volgt dat een binnenlands beschermingsalternatief wordt aangenomen als de vreemdeling in een deel van het land van herkomst geen vrees heeft voor een reëel risico op ernstige schade. Daarbij dienen zowel de algemene omstandigheden in dat deel van het land als de persoonlijke omstandigheden van de vreemdeling te worden betrokken. Een binnenlands beschermingsalternatief voor Somalië wordt aangenomen als er sprake is van concrete aanknopingspunten op basis waarvan in individuele gevallen geconcludeerd kan worden dat de persoon zich buiten het gebied van herkomst kan vestigen.15 Daarbij dient te worden betrokken of de vreemdeling eerder in het gebied verbleef en of hij daar naast familie heeft.
7.3.
De rechtbank is van oordeel dat de minister [plaats] heeft mogen tegenwerpen als binnenlands beschermingsalternatief. Eiseres heeft in dit verband niet aannemelijk gemaakt dat de situatie in [plaats] is verslechterd tot het punt waarop het gebied niet langer als beschermingsalternatief kan worden beschouwd. De enkel verwijzing naar een ‘zoekslag op het internet’ is een onvoldoende onderbouwing om te stellen dat de situatie dusdanig is verslechterd. De minister heeft zich mogen baseren op het ambtsbericht. Daaruit blijkt dat [plaats] onder controle staat van de federale autoriteiten. Eiser stelt dat de situatie chaotisch en fluïde is en dagelijks kan verschillen, maar hij heeft geen documenten overgelegd die dit specifiek ten aanzien van [plaats] onderbouwen. Daarnaast overweegt de rechtbank dat een reëel risico op ernstige schade zich in het algemeen niet voordoet bij vestiging in [plaats] .16 In het verlengde daarvan heeft de minister niet ten onrechte aangevoerd dat eiseres eerder bij haar nicht in [plaats] heeft verbleven en dat zij niet aannemelijk heeft kunnen maken dat zij daar problemen heeft ondervonden van Al-Shabaab. Verder heeft de minister zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres bescherming kan inroepen bij haar meerderheidsclan.
Conclusie en gevolgen
8. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. Tank, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
27 maart 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
1. Artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2 Zie pagina 2 en 3 van het voornemen.
3 Zie pagina 8 en 12 van het rapport aanmeldgehoor en pagina 4 van het rapport nader gehoor.
4 Zie pagina 11 van het rapport nader gehoor.
5 Zie pagina 7 van het rapport aanmeldgehoor.
6 Zie pagina 8, 9 en 11 van het rapport nader gehoor.
7 Zie pagina 2 en 18 van het rapport nader gehoor.
8 Zie pagina 4 van het rapport nader gehoor.
9 Zie pagina 9 van het rapport nader gehoor.
10 Zie pagina 3 van het politieverhoor en pagina 4 en 10 van het rapport nader gehoor.
11 Zie pagina 4 van het rapport aanmeldgehoor en pagina 13 van het rapport nader gehoor.
12 Zoals neergelegd in paragraaf C7/30.3.2 en de nadere uitwerking in paragraaf C7/30.3.2.2 van de Vc.
13 Zie pagina 13 van het rapport nader gehoor.
14 Zie pagina 12 en 44 van het ambtsbericht.
15 Zoals neergelegd in paragraaf C7/30.5.2 van de Vc.
16 Vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 25 september 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3805, r.o. 3.3.