ECLI:NL:RBDHA:2025:6326

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
C/09/668849 / FA RK 24-4720
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen, benoeming bijzondere curator en voorlopige zorgregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 maart 2025 een beschikking gegeven in het kader van een echtscheiding tussen de man en de vrouw, die in 2013 zijn gehuwd en samen twee minderjarige kinderen hebben. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en heeft het verzoek tot echtscheiding toegewezen. Tevens zijn er nevenvoorzieningen getroffen met betrekking tot de zorgregeling en alimentatie. De rechtbank heeft ambtshalve een bijzondere curator benoemd voor de minderjarige kinderen, mevrouw M. van Dam, om hun belangen te behartigen in het verdere proces. De voorlopige zorgregeling is vastgesteld, waarbij de kinderen bij de man verblijven op bepaalde dagen en in de vakanties. De rechtbank heeft ook voorlopige kinderalimentatie vastgesteld, waarbij de man € 193,- per maand per kind zal betalen. De definitieve beslissingen over de hoofdverblijfplaats, zorgregeling en alimentatie zijn aangehouden tot 1 oktober 2025, in afwachting van het verslag van de bijzondere curator. De rechtbank heeft verder de verdeling van de huwelijksgemeenschap besproken, waarbij de man en vrouw overeenstemming hebben bereikt over de verkoop van de echtelijke woning en de verdeling van de inboedel en bankrekeningen. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van de echtscheiding zelf, die pas na inschrijving in de registers van de burgerlijke stand zal plaatsvinden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 24-4720 (scheiding) en FA RK 25-1428 (verdeling)
Zaaknummer: C/09/668849 (scheiding) en C/09/680854 (verdeling)
Datum beschikking: 21 maart 2025

Echtscheiding met nevenvoorzieningen

Beschikking op het op 28 juni 2024 ingekomen verzoek van:

[de man] ,

de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M.E.R. van Herpen in Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. D.Z. Peters in Zoetermeer.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • het verzoekschrift;
  • de brief van 25 juli 2024, met bijlagen, namens de man;
  • het bericht van 29 augustus 2024 namens de man;
  • het verweerschrift, met zelfstandige verzoeken, namens de vrouw;
  • de brief van 20 februari 2025 met aanvullende/ gewijzigde verzoeken, namens de man;
  • de brief van 21 februari 2025, met bijlagen, namens de vrouw;
  • de brief van 27 februari 2025, met bijlagen, namens de vrouw;
  • de brief van 5 maart 2025, met bijlagen, namens de vrouw;
De minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (roepnaam: [minderjarige 2] ) hebben in een gesprek met de rechter hun mening over de zorgregeling gegeven.
Op 5 maart 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de man met zijn advocaat, de vrouw met haar advocaat en [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).

Feiten

  • De man en de vrouw zijn gehuwd op [datum] 2013 in [plaats 1] .
  • Zij zijn de ouders van de volgende nu nog minderjarige kinderen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2011 in [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum 2] 2012 in [geboorteplaats] .
  • De man en de vrouw oefenen het gezamenlijk gezag over de kinderen uit.
  • Partijen zijn gehuwd in algehele gemeenschap van goederen.
Verzoek en verweer
Het verzoek van de man strekt – na wijziging – tot echtscheiding met nevenvoorzieningen tot:
  • bepaling dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de man zullen hebben, dan wel de hoofdverblijfplaats te bepalen zoals de rechtbank in goede justitie acht;
  • vaststelling van een zorgregeling waarbij de kinderen bij de man zijn:

primair:

  • in week 1 van maandag uit school tot woensdag naar school en van vrijdag uit school tot maandag naar school;
  • in week 2 van maandag uit school tot woensdag naar school;
subsidiair:
maand 1:
  • in week 1 van dinsdag uit school tot woensdag naar school en van vrijdag uit school tot zondag 19.00 uur;
  • in week 2 van dinsdag uit school tot woensdag naar school;
maand 2:
  • in week 1 van dinsdag uit school tot woensdag naar school en van vrijdag uit school tot maandag naar school;
  • in week 2 van dinsdag uit school tot woensdag naar school;
maand 3:
  • in week 1 van maandag uit school tot woensdag naar school en van vrijdag uit school tot maandag naar school;
  • in week 2 van maandag uit school tot woensdag naar school;
dan wel een (opbouw)zorgregeling vast te leggen zoals de rechtbank in goede justitie acht;
  • vaststelling van een vakantieregeling volgens het schema van de man, dan wel een vakantieregeling vast te stellen zoals de rechtbank in goede justitie acht;
  • ten aanzien van de kinderalimentatie bepaling dat de vrouw aan de man een bijdrage van € 37,- per kind per maand voldoet met ingang van de datum van de beschikking, dan wel een bijdrage en ingangsdatum te bepalen zoals de rechtbank in goede justitie acht;
  • bepaling dat man jegens de vrouw bevoegd is de bewoning en het gebruik van de bij de woning en tot de inboedel daarvan behorende zaken voort te zetten wanneer hij de zorg draagt voor de kinderen en de vrouw jegens de man bevoegd is de bewoning en het gebruik van de bij de woning en tot de inboedel daarvan behorende zaken voort te zetten wanneer zij de zorg draagt voor de kinderen, totdat de vrouw een andere woning heeft gevonden, dan wel uiterlijk totdat de woning is geleverd aan de man c.q. een derde waarbij partijen elkaar over en weer geen redelijke vergoeding verschuldigd zijn;
  • vaststelling van de verdeling van de huwelijksgemeenschap, conform het voorstel van de man;
  • bepaling dat de vrouw op de rekening van de minderjarige dochter van partijen een bedrag van € 2.400,- dient te storten,
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vrouw voert – onder referte voor het verzoek tot echtscheiding – verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Daarnaast verzoekt de vrouw zelfstandig om de echtscheiding met nevenvoorzieningen tot:
-
indien een ouderschapsplan wordt overeengekomen: aanhechting van het tussen partijen overeengekomen ouderschapsplan aan de beschikking en integrale opname van de afspraken daaruit in de beschikking, althans een regeling vast te stellen die de rechtbank passend acht;
indien geen ouderschapsplan wordt overeengekomen:
  • vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder;
  • vaststelling van een zorgregeling tussen de man en de kinderen, inhoudende dat de kinderen bij de man verblijven om het weekend van vrijdagavond tot zondagavond, alsmede twee losse weken in de zomervakantie, Vaderdag (als dat niet in het weekend van de man valt dan tussen 10.00 uur en 19.00 uur) en Kerst: 26 december van 10.00 uur tot 19.00 uur;
  • vaststelling van door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie van € 604,- per maand per kind, met ingang van 1 december 2024, althans een bedrag en ingangsdatum die de rechtbank passend en juist acht;
  • vaststelling van door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie van € 250,- per maand, bij vooruitbetaling te voldoen, met ingang van de datum van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand, althans een zodanig bedrag en zodanige ingangsdatum die de rechtbank passend acht;
  • indien een convenant wordt overeengekomen: aanhechting van het tussen partijen overeengekomen convenant aan de beschikking en integrale opname van de afspraken daaruit in de beschikking, althans vast te stellen zoals de rechtbank passend acht;
indien geen convenant wordt overeengekomen: vaststelling van de gemeenschap van goederen, de waardering en de verdeling conform een nader door de vrouw te concretiseren verzoek;
  • bepaling dat de woning aan de [adres] in ( [postcode] ) [plaats 2] onverdeeld dient te blijven voor de duur van drie jaren;
  • toedeling aan de vrouw van het voortgezet gebruik van de echtelijke woning aan de [adres] in ( [postcode] ) [plaats 2] ,
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De man voert – onder referte voor het verzoek tot echtscheiding – nog verweer tegen de zelfstandige verzoeken, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Echtscheiding
Partijen zijn het erover eens dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en zij verzoeken om de echtscheiding uit te spreken. De rechtbank zal het verzoek tot echtscheiding daarom als niet weersproken en op de wet gegrond toewijzen.
Hoofdverblijfplaats en zorgregeling
Uit de stukken en dat wat op de zitting is besproken is de rechtbank het volgende gebleken. De man erkent dat hij grof in de mond is en ook scheldt in het bijzijn van en tegen de kinderen. Het is zijn machteloosheid waarover hij dan geen controle heeft. De kinderen hebben hier last van, wat zij zowel tegen de man als tegen de rechter hebben gezegd. Voor hen is dit een reden om minder contact met de man te willen, omdat zij zich hier niet prettig bij voelen. De man heeft op de zitting aangegeven dat hij deze situatie zelf ook graag wil verbeteren en dat hij hier hulp bij heeft gezocht. Hij is bang dat de kinderen steeds verder van hem verwijderd zullen raken. De vrouw wil het liefst dat er onbelast en prettig contact is tussen de kinderen en de man, maar zij ziet ook hoe de kinderen in toenemende mate worstelen om zich staande te houden in het contact met de man. In juli 2024 hebben de ouders een tijdelijke zorgregeling in de vorm van birdnesting afgesproken, inhoudende dat de man op dinsdagavond en om het weekend met de kinderen in de echtelijke woning is. De man wil graag dat de zorg voor de kinderen bij helfte wordt verdeeld.
Benoeming bijzondere curator
De rechtbank overweegt als volgt. Op basis van artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank een bijzondere curator benoemen om een minderjarige, zowel in als buiten rechte, te vertegenwoordigen. De rechtbank kan dit doen als – in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding of het vermogen van een minderjarige – de belangen van (één van) de met het gezag belaste ouders of voogd(en) in strijd zijn met die van de minderjarige. De rechtbank moet beoordelen of zij die benoeming noodzakelijk acht en daarbij in het bijzonder de aard van de belangenstrijd in aanmerking nemen. Benoeming van een bijzondere curator kan plaatsvinden op verzoek van een belanghebbende of ambtshalve.
Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 1:250 BW. Uit de gesprekken met de kinderen en de brief die [minderjarige 1] uit eigen beweging naar de rechtbank heeft gestuurd blijken veel zorgen. De rechtbank vindt de uitlatingen van de kinderen zorgelijk, omdat zij zich volledig tegen de man lijken te keren. Er is veel voorgevallen qua scheldpartijen en oplopende frustraties. De man kan in hun beleving niks meer goed doen. De rechtbank acht het belangrijk dat de bijzondere curator onderzoekt hoe de zorgregeling in het belang van de kinderen kan worden ingevuld. Daarbij acht de rechtbank het ook belangrijk dat het gezin handvatten meekrijgt over de manier waarop het contact tussen de kinderen en de man kan worden vormgegeven.
Op de zitting is het voornemen van de rechtbank om een bijzondere curator te benoemen met de ouders besproken. De ouders hebben aangegeven hiermee in te stemmen. De rechtbank zal daarom ambtshalve een bijzondere curator voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] benoemen.
Mevrouw M. van Dam is bereid gevonden om in deze procedure als bijzondere curator voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op te treden en zal hiertoe door de rechtbank worden benoemd. De bijzondere curator vertegenwoordigt de kinderen en zal daarom uitsluitend hun (individuele) belangen behartigen.
De rechtbank verzoekt de bijzondere curator te onderzoeken wat de zorgen en wensen van de kinderen zijn en in hoeverre die wensen worden ingegeven door het systeem en mogelijke loyaliteitsproblemen. Daarnaast wordt de bijzondere curator verzocht om antwoord te geven op de vraag hoe [minderjarige 1] en [minderjarige 2] invulling willen geven aan het contact met de man en welke zorgregeling voor elk van hen daarbij zou passen. Indien de bijzondere curator daartoe aanleiding ziet, kan zij ook advies uitbrengen over eventueel in te zetten hulpverlening of nader te verrichten onderzoek. Gelet op de inhoud van de gesprekken tussen de kinderen en de kinderrechter wijst de rechtbank erop dat noodzakelijk is dat de bijzondere curator de belangen van de kinderen individueel bekijkt, omdat voor beiden een ander advies kan volgen. In feite gaat het dus om twee afzonderlijke adviezen.
De rechtbank verzoekt de bijzondere curator haar verslag vóór 1 oktober 2025 aan de rechtbank en de ouders toe te sturen. De rechtbank verwacht van de ouders dat zij volledige medewerking verlenen aan de bijzondere curator.
Na ontvangst van de schriftelijke reactie van de bijzondere curator zal de rechtbank, als zij dat nodig acht, een mondelinge behandeling plannen. Daarvoor zullen de ouders en de bijzondere curator worden opgeroepen.
Indien de rechtbank van oordeel is dat de bijzondere curator haar taken heeft volbracht, zal de rechtbank haar werkzaamheden voor deze procedure bij nadere beschikking als beëindigd beschouwen.
Verwijzing ouderschapsbemiddeling
Op de zitting is verder gebleken dat er heel weinig contact tussen de ouders is. De vrouw heeft er ook moeite mee dat de man veel scheldt, waardoor zij niet constructief met elkaar kunnen communiceren. De rechtbank heeft bij de man veel machteloosheid, boosheid en verdriet gezien en gehoord. De man zit zo hoog in zijn emoties waardoor het heel moeilijk voor hem is om op een prettige wijze te communiceren, wat hij zelf wel heel graag wil. De rechtbank acht het in het belang van de kinderen dat de ouders beter met elkaar leren communiceren. Daarom is met de ouders op de zitting gesproken over het volgen van een hulpverleningstraject, waarbij parallel (solo) ouderschap is besproken en het traject Duurzaam samenwerking na scheiding.
Beide ouders hebben op de zitting de bereidheid uitgesproken om deel te nemen aan het traject ouderschapsbemiddeling / parallel (solo) ouderschap. De rechtbank zal de ouders in de gelegenheid stellen deel te nemen aan dit traject, zoals blijkt uit het proces-verbaal van doorverwijzing dat aan deze beschikking is gehecht. Dit proces-verbaal is al per email verzonden naar Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan voornoemd traject en aanmelding bij de betreffende uitvoerende hulpverleningsinstantie. De rechtbank zal (een kennisgeving van) deze beschikking per post zenden aan Kenniscentrum Kind en Scheiding.
De rechtbank ziet in dit geval geen aanleiding om de zogenoemde ‘lus’ naar de Raad op te nemen indien het traject niet heeft geleid tot een positief resultaat, omdat de rechtbank ook al een bijzondere curator benoemt. Dat neemt niet weg dat de rechtbank ervan uitgaat dat de ouders zich in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tot het uiterste zullen inspannen voor het ouderschapsbemiddelingstraject.
Voorlopige zorgregeling
Gelet op het onderzoek dat door de bijzondere curator zal worden uitgevoerd en het in te zetten hulpverleningstraject voor de ouders, zal de rechtbank de definitieve beslissingen ten aanzien van de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling aanhouden. De rechtbank ziet aanleiding om de regeling die partijen eerder in onderling overleg hebben afgesproken en waar op dit moment uitvoering aan wordt gegeven, vast te stellen als voorlopige zorgregeling. Hoewel de kinderen hebben aangegeven dat zij liever niet meer ook op dinsdagavond contact met de man hebben, is op de zitting gebleken dat beide ouders wel graag deze regeling willen behouden. Zowel omdat beide ouders het contact tussen de man en de kinderen van belang vinden, als vanuit praktische overwegingen gelet op de verschillende hobby’s van de kinderen op dinsdagavond.
Met betrekking tot de vakanties en feestdagen zal de rechtbank het verzoek van de vrouw als voorlopige regeling vaststellen, inhoudende dat de kinderen bij de man zijn op Vaderdag, twee weken in de zomervakantie en op tweede kerstdag.
Kindbrief
Met gelijke post als deze beschikking zendt de rechtbank een brief aan [minderjarige 1] en [minderjarige 2] waarin zij de beslissing uitlegt. De inhoud van die brief luidt als volgt.
Beste [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ,
Wij hebben met elkaar een gesprek gevoerd. [minderjarige 1] , jij bent een paar weken geleden bij mij geweest. En [minderjarige 2] , jij was kort voor de zitting aan de beurt.
Als zus en broer zijn jullie helemaal niet gelukkig met de situatie van jullie ouders. Jullie vertelden mij dat het heel goed gaat tussen jullie en jullie moeder. Zij is betrouwbaar, rustig en denkt in jullie belang. Ze vindt het belangrijk dat jullie toekomen aan jullie huiswerk en dat jullie het leven serieus nemen in de dingen die je moet doen. Dat is wat jullie van een ouder verwachten. Met jullie vader gaat dat op dit moment heel anders. Daar hebben jullie schoon genoeg van. Hij scheldt, is onaardig en er hangt vreselijk veel onrust om hem heen. Dat straalt af op jullie en daar hebben jullie last van. Ik heb het volgende te zeggen over de hele situatie.
Ik heb al duidelijk gemaakt aan jullie dat het belang van het kind bij mij voorop staat. Ik denk vanuit de vraag: wat is goed voor jullie, wat is daarvoor nodig en wat kunnen de ouders doen om daar te komen? Ik heb daarom een indringend gesprek gevoerd op de zitting met jullie vader. Dat gedrag van hem moet stoppen. Ik vind dat hij moet waken over jullie welzijn. Hij is jullie vader: hij moet zijn verantwoordelijkheid voelen. Daar hoort bij dat hij zich in jullie verplaatst. Anders gezegd: hij moet nadenken over wat zijn gedrag bij jullie oproept. Dat zijn veel dingen die hij moet van mij. Vaak werkt het niet als iemand zegt dat je iets moet. Maar in dit geval vind ik de situatie zo vol adrenaline zitten, dat ik het belangrijk vond jullie vader rechtstreeks aan te spreken op zijn gedrag.
Ik heb gezien dat hij heel emotioneel is. Ik heb met hem gesproken over waar die tranen vandaan komen. Zijn antwoord was dat hij zich machteloos voelt en dat hij dan uit frustratie lelijk gaat doen. Hij begrijpt zelf heel goed dat dit alleen maar schadelijk is. Ik kon op een gegeven moment mijn vragen bijna niet afmaken, omdat hij zo graag wilde duidelijk maken hoe het komt dat hij zo reageert. Heel soms is het een goed teken als iemand je niet laat uitpraten. Jullie vader liet zien aan mij dat hij inzicht heeft in zijn eigen schadelijke gedrag. Dat is enorme winst. Hij ziet dat hij verkeerd bezig is. Daar begint verandering en nergens anders. Maar we zijn er dan nog niet. Jullie vader heeft inmiddels hulp gezocht. Hij wil aan zichzelf gaan werken. Daar ben ik blij om. Iedereen moet vroeg of laat aan zichzelf werken en meestal is daar een duidelijk signaal voor nodig. Jullie hebben dat signaal afgegeven. Het is heel goed dat jullie dat hebben gedaan. Alleen op die manier kan er verandering komen. Jullie willen ook niet gaan meehuilen, omdat dat niets oplevert. Daar waren jullie duidelijk over tegen mij: geen slap gedoe. Dat wil jullie vader ook niet.
Nou is het wel zo dat deze hele situatie voor iedereen verdrietig is. Boosheid heeft een einddatum. Wat dan overblijft, is verdriet. Jullie moeder zou het erg fijn vinden als de spanning verdwijnt. Zij weet dat het geen oplossing is als jullie vader op afstand komt te staan. Het zou het meest helpen als er een evenwicht ontstaat waarin voor iedereen een plek is en iedereen het gevoel heeft dat het prettig verloopt. Dat zal niet betekenen dat er nooit ruzie is. Waar mensen met elkaar samenleven zijn soms strubbelingen. Het gaat erom dat je met elkaar kunt praten en aandacht hebt voor wie wat wil en nodig heeft. En dat je dingen weer kunt goedmaken, of in elk geval iets beter. Dit is bij uitstek een situatie om te ervaren dat dat kan.
Jullie vader heeft hulp gezocht. Daar gaat hij mee verder. Jullie moeder wil graag dat de communicatie met jullie vader verbetert. Dat wil hij ook. Daarom gaan zij daar samen met hulp aan werken. Omdat zij nu eenmaal voor altijd jullie ouders zijn, doen zij er goed aan hierin te investeren. Voor jullie en voor elkaar.
Met jullie had ik al besproken dat er voor kinderen een bijzondere curator bestaat. Dat is iemand die met jullie kan bespreken wat er nu echt speelt, wat er nodig is en hoe de situatie zich kan ontwikkelen tot iets dat werkt. Ik heb ook met jullie ouders besproken wat zij hiervan vinden. Zij staan erachter en daarom heb ik een bijzondere curator de opdracht gegeven om met jullie te gaan praten. Deze mevrouw gaat met jullie contact opnemen. Het kan even duren want het is erg druk met veel kinderen die helaas ook in een situatie zitten als die van jullie.
Ik vind het belangrijk jullie op het hart te drukken dat er geen goed of fout is. De ene uitkomst is niet beter dan de andere. Er is geen ideale situatie waaraan jullie moeten voldoen. Het gaat om de vraag wat bij jullie past, ook op de lange termijn. Jullie zijn intelligente kinderen die al heel goed kunnen nadenken over wat nodig is. De bijzondere curator zal graag met jullie gaan praten.
Ik ga jullie zaak overdragen aan een collega, omdat ik ergens anders ga werken. Jullie kunnen erop rekenen dat ik ervoor zal zorgen dat mijn collega goed op de hoogte zal zijn van jullie omstandigheden. Voor de komende tijd is belangrijk om te begrijpen dat de situatie wat weekindeling betreft, blijft zoals die is. Ook jullie moeder wil graag dat jullie vader op dinsdagmiddag aanwezig is. Dat is niet alleen praktisch, maar het is ook nodig, alleen al omdat hij op die manier kan laten zien dat hij het beter kan. Mocht hij zich verliezen in boosheid of frustratie, dan mogen jullie zeggen tegen hem dat dat misschien wel begrijpelijk is, maar dat dit echt niet kan en dat hij beloofd heeft om het beter te doen – aan jullie en aan mij. Ik zeg tot slot tegen jullie: hou vol, geef het even de tijd en onthoud dat het beter wordt.
Met hartelijke groeten,
De Kinderrechter
Kinderalimentatie
Aangezien de rechtbank geen definitieve zorgregeling zal vaststellen, kan zij ook geen definitieve kinderalimentatie vaststellen. De rechtbank ziet wel aanleiding om een voorlopige kinderalimentatie vast te stellen, zoals ook met de ouders op de zitting is besproken.
Bij de vaststelling van de voorlopige kinderalimentatie en de berekening neemt de rechtbank de aanbevelingen van de Expertgroep Alimentatie opgenomen in het Rapport Alimentatienormen (het rapport) als uitgangspunt. De rechtbank rondt hierna in haar berekening de bedragen telkens af op hele euro's.
Ingangsdatum
De rechtbank zal als ingangsdatum van de vast te stellen voorlopige kinderalimentatie de datum van deze beschikking hanteren, zoals door de ouders op de zitting is overeengekomen.
Behoefte
Voor het bepalen van de behoefte dient allereerst het netto besteedbaar gezinsinkomen (NBGI) van partijen ten tijde van hun uiteengaan te worden bepaald. Het NBGI bestaat uit het netto besteedbaar inkomen (NBI) van beide ouders samen, eventueel inclusief kindgebonden budget. De man en de vrouw zijn feitelijk in oktober 2023 uit elkaar gegaan, zodat de rechtbank zal rekenen met de tarieven van 2023-II.
Voor de berekening van de behoefte van de kinderen gaat de rechtbank aan de zijde van de man uit van een winst uit onderneming van € 34.819,- bruto per jaar, zoals blijkt uit de aangifte inkomstenbelasting 2023. Hoewel het gebruikelijk is om bij ondernemers met de gemiddelde winst uit onderneming over de laatste drie jaren te rekenen, volgt de rechtbank de stelling van de man dat zijn winst niet erg fluctueert. Daarom kan worden uitgegaan van het laatste jaar. Rekening houdend met de zelfstandigenaftrek, de MKB-winstvrijstelling, de algemene heffingskorting en de arbeidskorting berekent de rechtbank het NBI van de vader ten tijde van het uiteengaan van de ouders op € 2.652,- per maand. Voor de berekening van dit bedrag verwijst de rechtbank naar de berekening die aan deze beschikking is gehecht.
Aan de zijde van de vrouw gaat de rechtbank uit van een inkomen van € 6.364,- bruto per jaar, zoals blijkt uit haar jaaropgave 2023. Rekening houdend met de algemene heffingskorting, de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting berekent de rechtbank het NBI van de vrouw ten tijde van het uiteengaan van de ouders op € 530,- per maand. Voor de berekening van dit bedrag verwijst de rechtbank naar de berekening die aan deze beschikking is gehecht.
Uitgaande van de hiervoor genoemde gegevens bedroeg het NBGI van partijen ten tijde van het uiteengaan (€ 2.652,- + € 530,- =) € 3.182,- per maand. Conform de aanbevelingen uit het rapport 2023 dient bij het NBGI te worden opgeteld het kindgebonden budget waar partijen ten tijde van de samenleving recht op hadden. Op basis van hun NBGI hadden partijen recht op een kindgebonden budget van € 288,- per maand, zodat de rechtbank daarmee rekening zal houden. De rechtbank berekent daarom het NBGI op € 3.470,- per maand (€ 2.652,- + € 530,- + € 288,-).
Gelet op dit NBGI bedraagt de behoefte van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op basis van de tabel eigen aandeel kosten van kinderen 2023 uit het rapport € 777,- per maand. Geïndexeerd naar 2025 bedraagt de behoefte van de kinderen € 879,- per maand, te weten € 440,- per maand per kind.
Draagkracht
De behoefte van de kinderen moet door de ouders worden opgebracht naar rato van hun beider draagkracht. De financiële draagkracht van de ouders dient conform de aanbevelingen uit het tremarapport 2025 in beginsel te worden vastgesteld aan de hand van de formule 70% x [NBI - (0,3 x NBI + 1.310)]. Voor de lagere inkomens (beneden een NBI van € 2.125,-) zijn vaste bedragen per categorie van toepassing.
Draagkracht man
Bij de berekening van de financiële draagkracht van de man gaat de rechtbank uit van een winst uit onderneming van € 35.124,- bruto per jaar, op basis van de jaarstukken 2024. Rekening houdend met de zelfstandigenaftrek, de MKB-winstvrijstelling, de algemene heffingskorting en de arbeidskorting berekent de rechtbank het NBI van de man op € 2.658,- per maand.
De draagkracht van de man bedraagt volgens de formule € 386,- per maand, te weten
70% x [2.658 - (0,3 x 2.658 + 1.310)].
Draagkracht vrouw
Bij de berekening van de financiële draagkracht van de vrouw gaat de rechtbank uit van een inkomen van € 9.116,- bruto per jaar, zoals blijkt uit haar jaaropgave 2024. De rechtbank ziet geen aanleiding om, zoals de man heeft verzocht, rekening te houden met verdiencapaciteit van de vrouw, aangezien het nu gaat om een voorlopige kinderalimentatie. Rekening houdend met de algemene heffingskorting, de arbeidskorting en het kindgebonden budget berekent de rechtbank het NBI van de moeder op € 760,- per maand. Voor de berekening van dit bedrag verwijst de rechtbank naar de berekening die aan deze beschikking is gehecht.
Bij een NBI onder € 1.875,- per maand wordt de draagkracht bepaald op een vast bedrag uit de draagkrachttabel, afhankelijk van de hoogte van het NBI. Omdat het NBI van de vrouw lager is dan € 1.875,- zal de rechtbank met toepassing van de draagkrachttabel (2025) een draagkracht van € 50,- per maand voor de vrouw in aanmerking nemen.
Conclusie
Aangezien de gezamenlijke draagkracht van de ouders (€ 386,- + € 50,- = € 436,-) de behoefte van de kinderen niet overstijgt, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het maken van een draagkrachtvergelijking.
Op de door de man te betalen bijdrage dient in beginsel een zorgkorting in mindering te worden gebracht. De zorgkorting bedraagt een percentage van de behoefte, welk percentage afhankelijk is van de hoeveelheid omgang of zorg. Gelet op de vast te stellen voorlopige zorgregeling ziet de rechtbank aanleiding om rekening te houden met een zorgkorting van 25%. Het bedrag aan zorgkorting bedraagt € 220,- per maand (25% van € 879,-). Nu echter het tekort aan gezamenlijke draagkracht (€ 879,- minus € 436,- = € 443,- per maand) meer dan twee keer zo groot is als de zorgkorting waar de man aanspraak op kan maken, kan de man – conform de aanbevelingen uit het rapport – de zorgkorting niet verzilveren. Dit leidt ertoe dat de volledige draagkracht van de man van € 386,- per maand dient te worden aangewend voor de kinderalimentatie. De door de man te betalen voorlopige kinderalimentatie zal dan ook worden vastgesteld op een bedrag van € 386,- per maand, te weten € 193,- per maand per kind.
Partneralimentatie
Aangezien de rechtbank geen definitieve zorgregeling zal vaststellen, komt zij niet tot definitieve kinderalimentatie en daardoor ook niet tot partneralimentatie. De rechtbank zal daarom, zoals met partijen op de zitting is besproken, het verzoek van de vrouw voor vaststelling van een partneralimentatie aanhouden, in afwachting van het rapport van de bijzondere curator. De rechtbank ziet geen aanleiding om een voorlopige partneralimentatie vast te stellen. Daarbij merkt de rechtbank ten overvloede op dat uit de berekening voor de voorlopige kinderalimentatie blijkt dat de man geen draagkracht heeft voor een voorlopige partneralimentatie.
Verdeling
De man en de vrouw zijn met elkaar gehuwd op [datum] 2013 in [plaats 1] . Niet gesteld of gebleken is dat de echtgenoten huwelijkse voorwaarden hebben gemaakt. De man en de vrouw zijn vóór 1 januari 2018 met elkaar gehuwd, zodat gelet op het bepaalde in de artikelen 1:93 en 1:94 BW moet worden aangenomen dat tussen hen een wettelijke algehele gemeenschap van goederen bestaat. Als uitgangspunt geldt dat de huwelijksgemeenschap volgens artikel 1:100 BW bij helfte tussen de man en de vrouw wordt verdeeld.
Peildatum
Als peildatum voor de omvang van de huwelijksgemeenschap geldt de datum van indiening van het verzoekschrift, te weten 28 juni 2024. Voor de waardering geldt – voor zover de man en de vrouw niet anders overeenkomen – de datum van de feitelijke verdeling als peildatum.
Omvang
Volgens partijen behoren de volgende zaken tot de huwelijksgemeenschap:
de echtelijke woning, gelegen aan de [adres] in ( [postcode] ) [plaats 2] en de daarbij behorende hypothecaire geldleningen;
de inboedel;
de bankrekeningen;
e activa en de passiva van de eenmanszaak van de man;
de twee auto’s;
de polissen/kapitaalverzekeringen.
Ad. a) echtelijke woning
Op de zitting zijn de man en de vrouw overeengekomen dat de woning zo snel mogelijk moet worden verkocht, aan de man dan wel aan een derde. Daarbij hebben partijen afgesproken dat de vrouw nog zes maanden in de woning kan blijven en dat als de man de woning overneemt, hij hier een realistisch bedrag voor zal betalen. De rechtbank zal de wijze van verdelen volgens een zogenoemd ‘spoorboekje’ vaststellen onder het kopje ‘Beslissing’.
Ad. b) inboedel
De man en de vrouw zijn het erover eens dat de inboedel bij helfte wordt verdeeld door om en om een inboedelgoed te kiezen. De rechtbank zal in lijn met deze overeenstemming beslissen. Daarbij zal de rechtbank vaststellen dat als partijen het niet eens worden over wie de eerste keuze krijgt, zij daarvoor een munt zullen opgooien (kop of munt).
Ad. c) bankrekeningen
De man en de vrouw zijn het erover eens dat de twee en/of rekeningen met rekeningnummers [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 2] aan de man worden toegedeeld, onder verrekening van de helft van de saldi met de vrouw per datum van deze beschikking. Nu de rechtbank niet zelf verdeelt, maar tot een wijze van verdelen komt, is dit een afwijkende peildatum voor de waardering. Partijen zijn dit op de zitting zo overeengekomen gelet op de bedragen die sinds de indiening van het verzoekschrift van deze rekeningen zijn opgenomen door de vrouw en gelet op de afgesproken ingangsdatum voor de voorlopige kinderalimentatie. Hiernaast zijn partijen overeengekomen dat de bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer 3] aan de vrouw wordt toegedeeld, onder verrekening van de helft van het saldo per datum van indiening van het verzoekschrift.
Met betrekking tot het verzoek van de man ten aanzien van een geldopname door de vrouw van de bankrekening van [minderjarige 1] overweegt de rechtbank als volgt. In het kader van de verdeling is er geen grondslag voor dit verzoek van de man. De saldi van de rekeningen van de kinderen behoren tot hun eigen vermogen en dus niet tot de huwelijksgemeenschap van partijen die verdeeld moet worden. De rechtbank zal daarom dit verzoek van de man afwijzen.
Ad. d) activa en passiva eenmanszaak
De man en de vrouw zijn het erover eens dat de activa en passiva van de eenmanszaak van de man aan hem worden toegedeeld onder verrekening van de helft van de waarde met de vrouw. Gelet op de jaarstukken van 2024 zijn partijen overeengekomen dat de man aan de vrouw een bedrag van € 11.796,- moet voldoen. De rechtbank zal conform deze overeenstemming beslissen en daarbij bepalen, zoals door de man is verzocht, dat hij de schuld van de eenmanszaak als eigen schuld moet voldoen. Daarnaast heeft de man op de zitting toegezegd om de vrouw inzage te geven in het banksaldo van de zakelijke bankrekening. Deze toezegging kan de rechtbank niet opnemen in het dictum, maar de rechtbank gaat ervan uit dat de man zich hieraan zal houden.
Ad. e) auto’s
Partijen zijn het erover eens dat zich in de huwelijksgemeenschap een Citroën ( [kenteken 1] ) en een Peugeot ( [kenteken 2] ) bevinden. Vast is komen te staan dat de Peugeot door de man voor zijn eenmanszaak wordt gebruikt en dat de waarde hiervan al is meegenomen bij de waardering van de eenmanszaak, zodat de rechtbank deze auto niet meer hoeft te verdelen. De man en de vrouw zijn overeengekomen dat de Citroën aan de vrouw wordt toegedeeld voor een waarde van € 7.150,- onder verrekening van de helft van de waarde met de man. De rechtbank zal conform deze overeenstemming beslissen.
Ad. f) polissen/kapitaalverzekeringen
De man en de vrouw zijn op de zitting overeengekomen dat zij de levensverzekering bij Reaal ( [nummer 1] ) en de kapitaalverzekering bij Aegon ( [nummer 2] ) zullen splitsen. Als dat niet mogelijk blijkt, zullen deze polissen worden afgekocht waarbij de man en de vrouw elk recht hebben op de helft van de waarde. De rechtbank zal conform deze overeenstemming beslissen.
Vordering belastingdienst
De man en de vrouw hebben op de zitting afgesproken dat als er nog een teruggave van de Belastingdienst voor het jaar 2024 plaatsvindt, partijen hier elk voor de helft recht op hebben. De rechtbank kan deze afspraak niet opnemen in het dictum, maar gaat ervan uit dat partijen zich hieraan zullen houden.
Voorgezet gebruik echtelijke woning
De man en de vrouw zijn op de zitting overeengekomen dat de vrouw nog zes maanden in de echtelijke woning mag blijven. De rechtbank zal daarom het verzoek van de vrouw voor het voortgezet gebruik van de echtelijke woning toewijzen.
Proceskosten
Nu de rechtbank de beslissing ten aanzien van de hoofdverblijfplaats, de definitieve zorgregeling en de definitieve kinder- en partneralimentatie zal aanhouden, zal de rechtbank ook de beslissing over de proceskosten aanhouden.

Beslissing

De rechtbank:
*
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd op [datum] 2013 in [plaats 1] ;
*
benoemt tot bijzondere curator over de minderjarigen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2011 in [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2] ( [minderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum 2] 2012 in [geboorteplaats] ;
mevrouw M. van Dam,
kantoorhoudende aan Papelaan 85d, 2252 EG Voorschoten,
telefoonnummer: 06-31993544, e-mailadres: [e-mailadres];
bepaalt dat de bijzondere curator vóór 1 oktober 2025 een verslag zoals hiervoor bedoeld toestuurt aan de rechtbank en aan de ouders;
bepaalt dat de ouders:
[de man] ,
[de vrouw] ,
binnen twee weken na ontvangst van het verslag van de bijzondere curator, desgewenst, hierop schriftelijk kunnen reageren; deze reactie dient aan de rechtbank, aan de bijzondere curator en aan de wederpartij te worden toegezonden;
*
stelt vast dat partijen, te weten:
[de man] (de man),
wonende te [adres] in ( [postcode] ) [plaats 2] , gemeente [plaats 1] ,
en
[de vrouw] (de vrouw),
wonende te [adres] in ( [postcode] ) [plaats 2] , gemeente [plaats 1] ,
bij (aangehecht) proces-verbaal van doorverwijzing zijn verwezen naar(De Rotterdamse omgangsbegeleiding voorziet blijkens haar folder in omgangsbegeleiding voor de duur van in beginsel maximaal zes maanden, overeenkomend met acht à negen contacten.) Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan het traject Ouderschapsbemiddeling / Parallel (solo) ouderschap en voor aanmelding bij de uitvoerende hulpverleningsinstantie;
beveelt de griffier binnen twee dagen na heden een afschrift van (de kennisgeving van) deze beschikking te zenden naar:
Kenniscentrum Kind en Scheiding, Albertus de Oudelaan 1, 2273 CW Voorburg;
*
stelt vast dat de [minderjarige 1] en [minderjarige 2]
voorlopigbij de man zullen zijn:
  • iedere dinsdagavond en om de week in het weekend, waarbij de omgang in de vorm van birdnesting plaatsvindt in de echtelijke woning;
  • Vaderdag (als dat niet in het weekend van de man valt tussen 10.00 uur en 19.00 uur);
  • twee losse weken in de zomervakantie;
  • met Kerst op 26 december van 10.00 uur tot 19.00 uur;
*
stelt vast dat de man aan de vrouw, met ingang van heden een
voorlopigekinderalimentatie ten behoeve van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] van € 193,- per maand per kind zal betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
*
stelt de wijze van verdelen van de algehele gemeenschap van goederen als volgt vast, onder de voorwaarde van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand:
- met betrekking tot de woning, gelegen aan de [adres] in ( [postcode] ) [plaats 2] en de daaraan gekoppelde hypothecaire geldlening, met ingang van zes maanden na de inschrijving van deze beschikking:
1. de woning wordt toegedeeld aan de man op de volgende wijze en onder de volgende voorwaarden:
a) voor zover partijen het niet eens worden over de keuze voor een onafhankelijk makelaar-taxateur dient de vrouw aan de man binnen één maand na de datum van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand drie onafhankelijke NVM-makelaar-taxateurs voor te stellen die bereid en in staat zijn de woning te taxeren, waaruit de man er vervolgens binnen één week één kiest. Partijen verstrekken vervolgens binnen één week een gezamenlijke opdracht aan deze makelaar-taxateur tot taxatie van de woning. Deze makelaar-taxateur zal tussen partijen bindend de waarde vaststellen waartegen de man de woning zal overnemen;
b) de man dient binnen twee maanden na de taxatie aan de vrouw aan te tonen dat hij de woning tegen de getaxeerde waarde kan overnemen met ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de aan de woning gekoppelde hypothecaire geldleningen;
c) de over- dan wel onderwaarde wordt tussen partijen bij helfte gedeeld dan wel gedragen. De over- dan wel onderwaarde bestaat uit de getaxeerde waarde minus de aan de woning gekoppelde hypothecaire geldlening ten tijde van de overdracht en minus de kosten van de makelaar-taxateur;
d) de kosten van de notariële overdracht worden door de man, als kosten koper, voldaan;
e) partijen verlenen over en weer op eerste verzoek van de ander hun medewerking aan de notariële overdracht van de woning;
2) indien de man de woning niet kan overnemen onder bovengenoemde voorwaarden, dan wordt de woning verkocht en geleverd aan een derde op de volgende wijze en onder de volgende voorwaarden:
a) partijen dienen binnen één week nadat de onder 1) genoemde termijn is verstreken of nadat de man kenbaar heeft gemaakt de woning niet te kunnen overnemen aan de onder 1) genoemde makelaar-taxateur een gezamenlijke opdracht verstrekken tot verkoop van de woning aan een derde. Deze makelaar-taxateur zal – als partijen het niet eens zijn – partijen bindend adviseren over de vast te stellen vraag- en laatprijs van de woning;
b) de over- dan wel onderwaarde wordt tussen partijen bij helfte gedeeld dan wel gedragen. De over- dan wel onderwaarde bestaat uit de verkoopopbrengst van de woning minus de aan de woning gekoppelde hypothecaire geldlening ten tijde van de overdracht en minus de kosten van de verkoop en de overdracht, waaronder de kosten van de makelaar-taxateur;
c) partijen verlenen over en weer op eerste verzoek van de ander hun medewerking aan de notariële overdracht van de woning;
- de (inboedel)goederen in onderling overleg bij helfte worden verdeeld, door om en om een goed te kiezen, waarbij geldt dat als partijen het niet eens worden over wie de eerste keuze krijgt, zij daarvoor een munt zullen opgooien (kop of munt);
  • ten aanzien van de bankrekeningen:
  • de man krijgt de en/of bankrekeningen met rekeningnummers [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 2] toegedeeld onder verrekening van de helft van de saldi per datum van deze beschikking;
  • de vrouw krijgt de bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer 3] toegedeeld onder verrekening van de helft van het saldo per datum van indiening van het verzoekschrift;
- de activa en passiva van de eenmanszaak van de man worden aan hem toegedeeld onder betaling van de helft van de waarde aan de vrouw, te weten € 11.796,-, en de schuld van de eenmanszaak zal de man als eigen schuld voldoen;
- de Citroën ( [kenteken 1] ) wordt aan de vrouw toegedeeld voor een waarde van € 7.150,- onder verrekening van de helft van de waarde met de man;
- de levensverzekering bij Reaal ( [nummer 1] ) en de kapitaalverzekering bij Aegon ( [nummer 2] ) zullen worden gesplitst en als dat niet mogelijk blijkt, zullen deze polissen worden afgekocht waarbij de man en de vrouw elk de helft van de waarde toekomt;
*
bepaalt dat de vrouw jegens de man bevoegd is de bewoning van de echtelijke woning aan de [adres] in ( [postcode] ) [plaats 2] en het gebruik van de zaken die behoren bij deze woning en tot de inboedel daarvan, voort te zetten gedurende zes maanden na de inschrijving van deze beschikking, onder de voorwaarde dat de vrouw deze woning op het moment van die inschrijving bewoont en aan de man uitsluitend of mede toebehoort of ten gebruike toekomt;
*
verklaart deze beschikking tot zover, met uitzondering van het uitspreken van de echtscheiding tussen de man en de vrouw, uitvoerbaar bij voorraad;
*
wijst af het verzoek van de man voor bepaling dat de vrouw op de rekening van [minderjarige 1] een bedrag van € 2.400,- dient te storten;
*
houdt iedere verdere beslissing ten aanzien van
de hoofdverblijfplaats, definitieve verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, definitieve kinderalimentatie, definitieve partneralimentatie en de proceskostenaan tot
1 oktober 2025 pro forma.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.J. Huizenga, rechter, ook kinderrechter, bijgestaan door mr. P.M.A. van Oosten als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van
21 maart 2025.