Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[naam], verzoeker,
(gemachtigde: mr. R. Dhalganjansing),
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 april 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, die een verblijfsdocument EU/EER had aangevraagd, kreeg op 14 oktober 2024 te horen dat zijn aanvraag was afgewezen door de minister van Asiel en Migratie. Na het indienen van bezwaar, bleef de minister bij zijn besluit, wat leidde tot het indienen van beroep door verzoeker. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 31 maart 2025, samen met een andere zaak. Tijdens de zitting waren verzoeker, zijn gemachtigde, en enkele familieleden aanwezig, terwijl de gemachtigde van de minister zich had afgemeld.
De voorzieningenrechter heeft op dezelfde dag uitspraak gedaan in de andere zaak, waarbij het beroep ongegrond werd verklaard. Hierdoor was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. V.A.G. van Dijk, in aanwezigheid van griffier mr. M.C. Drenten-Boon, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.