ECLI:NL:RBDHA:2025:6334

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
23/541
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking van beroep tegen besluit tot afwijzing Bbz-uitkering

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 18 april 2025, in de zaak tussen verzoekster en het college van burgemeester en wethouders van Leiden, wordt het verzoek om proceskostenvergoeding beoordeeld. Verzoekster had haar beroep ingetrokken na een positief besluit van verweerder over haar verzoek om kwijtschelding van een teruggevorderd bedrag van € 1.965,06. De rechtbank oordeelt dat de intrekking van het beroep het gevolg was van het feit dat verweerder tegemoetgekomen is aan verzoekster door het kwijtschelden van de schuld. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat het beroepschrift niet door een derde met rechtsbijstand is ingediend en er geen andere proceskosten zijn die voor vergoeding in aanmerking komen. Verzoekster is vrijgesteld van het betalen van griffierecht vanwege betalingsonmacht, waardoor verweerder ook geen griffierecht hoeft te vergoeden. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en wijst het verzoek als kennelijk ongegrond af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/541

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 april 2025 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster

en

het college van burgemeester en wethouders van Leiden, verweerder

(gemachtigde: P. van de Ven).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek om een veroordeling van verweerder in de proceskosten. Verzoekster heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van haar beroep tegen het besluit van verweerder van 1 december 2022 (bestreden besluit).
1.1.
Verweerder voert tegen het verzoek aan dat de intrekking het gevolg is van een gehonoreerd verzoek om kwijtschelding en dat niet alsnog aan de bezwaren van verzoekster is tegemoetgekomen.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af.
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
3.1.
Bij besluit van 5 augustus 2022 heeft verweerder de aanvraag van verzoekster om een Bbz-uitkering afgewezen en een bedrag van € 1.965,06 aan voorschotten teruggevorderd. Op 15 oktober 2022 heeft verweerder het bezwaar van verzoekster tegen het besluit van 5 augustus 2022 ontvangen. Bij besluit van 1 december 2022 heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard vanwege een niet verschoonbare termijnoverschrijding van het bezwaar. Op 16 januari 2023 heeft verzoekster beroep ingediend tegen het bestreden besluit.
3.2.
Bij besluit van 4 maart 2025 heeft verweerder het openstaande schuldbedrag van € 1.965,06 kwijt gescholden. Daarop heeft verzoekster haar beroep tegen het bestreden besluit ingetrokken. Verweerder heeft weliswaar het bestreden besluit niet herroepen maar is met het kwijtschelden geheel tegemoet gekomen aan wat verzoekster met haar bezwaar en beroep wilde bereiken. Verzoekster heeft steeds gesteld dat zij de terugvordering niet betwist maar enkel in aanmerking wil komen voor kwijtschelding. Verweerder had het bezwaar al kunnen begrijpen als verzoek om kwijtschelding, maar heeft dat niet gedaan. In beroep heeft verzoekster haar standpunt herhaald. Uiteindelijk heeft verweerder pas in februari 2025 het kwijtscheldingsverzoek van verzoekster beoordeeld en daarop positief beslist. Hiermee is verweerder tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekster. Herroeping van het bestreden besluit is daartoe geen voorwaarde.
4. Desondanks bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Het beroepschrift is niet ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent en ook verder is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank wijst het verzoek daarom als kennelijk ongegrond af.
5. Verzoekster is wegens betalingsonmacht vrijgesteld van het betalen van griffierecht, zodat verweerder geen griffierecht hoeft te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.E.M. de Coninck, rechter, in aanwezigheid van mr. H.J. Verspuij-Fung, griffier, en uitgesproken in het openbaar op 18 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).