ECLI:NL:RBDHA:2025:637

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
21 januari 2025
Zaaknummer
25.316
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van opvolgend beroep inzake asielaanvraag

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt de niet-ontvankelijkheid van het opvolgend beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag behandeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. A.J. de Boer, heeft op 7 augustus 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De rechtbank Zwolle heeft dit beroep op 6 november 2024 gegrond verklaard en de minister van Asiel en Migratie een termijn van zestien weken gegeven om alsnog een besluit te nemen. Deze termijn loopt tot 26 februari 2025. Echter, voordat deze termijn is verstreken, heeft eiser op 3 januari 2025 een nieuw beroep ingediend.

De rechtbank oordeelt dat het nieuwe beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Dit is gebaseerd op artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarin staat dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser had de mogelijkheid om beroep in te stellen tegen het niet tijdig nemen van een besluit, maar dit kon pas nadat het bestuursorgaan in gebreke was gesteld en er twee weken waren verstreken. Aangezien de minister nog binnen de gestelde termijn van de eerdere uitspraak van de rechtbank Zwolle een besluit moest nemen, is het nieuwe beroep prematuur.

De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van M.A. Postma, griffier, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.316

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. A.J. de Boer),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Overwegingen

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het opvolgende beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag.
2. Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

3. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
4. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend, zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken, nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
5. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) moet de minister binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen.
6. Op grond van artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw kan de termijn, als bedoeld in het eerste lid, met ten hoogste negen maanden worden verlengd, indien een groot aantal vreemdelingen tegelijk een aanvraag indient waardoor het in de praktijk zeer moeilijk is de procedure binnen de termijn van zes maanden af te ronden.
7. Eiser heeft op 7 augustus 2024 reeds beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag (NL24.31028). Deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, heeft dit beroep bij uitspraak van 6 november 2024 gegrond verklaard, en de minister een termijn opgelegd van zestien weken om alsnog een besluit te nemen. De minister heeft tot 26 februari 2025 de tijd om alsnog een besluit te nemen. Voordat deze termijn is verstreken heeft eiser op
3 januari 2025 onderhavig beroep ingediend.
8. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is niet-ontvankelijk.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van M.A. Postma, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.