ECLI:NL:RBDHA:2025:638
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel na terugkeer naar Zwitserland
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 29 november 2024 niet in behandeling genomen, omdat Zwitserland verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft op 20 januari 2025 de zaak behandeld, maar zowel eiseres als haar gemachtigde zijn niet verschenen.
De rechtbank concludeert dat eiseres en haar minderjarige zoon op 21 oktober 2024 zelfstandig zijn teruggekeerd naar Zwitserland, wat betekent dat zij uitvoering hebben gegeven aan het overdrachtsbesluit. De gemachtigde van eiseres heeft op 17 januari 2025 aangegeven geen contact meer te hebben met eiseres en dat zij niet op de zitting aanwezig was. Hierdoor is het procesbelang in deze zaak weggevallen.
De rechtbank verklaart het beroep van eiseres niet-ontvankelijk, omdat er geen aanleiding is voor een verdere inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit. Er is ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter N.M. van Waterschoot en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.