In de tweede plaats geldt dat eisers weliswaar hebben verklaard dat zij toegang hebben gehad tot onderwijs (voor eiseres: school, en voor eiser: universiteit) en tot arbeid (alleen eiser), maar dat zij ook hebben verklaard dat zij op school en op werk te maken hebben gehad met, aan hun Jezidi-afkomst te relateren, pesterijen, uitsluitingen, kleineringen, vernederingen, problemen en geweldsincidenten.
Eiseres heeft verklaard dat zij op school werd geïntimideerd en uitgescholden, dat haar haar is afgeknipt omdat zij geen hijab droeg en dat zij is opgesloten op het toilet. Ook heeft zij verklaard dat zij een keer op een Jezidi-feestdag geschilderde eieren had meegenomen, die door medeleerlingen op de grond zijn gegooid, onder de mededeling dat ‘zij niet uit de handen eten van een ongelovige’ (p. 16 NG-eiseres). Tevens heeft zij verklaard dat zij van school is weggestuurd omdat zij niet deelnam aan islamitische lessen (p. 9 NG-eiseres). Daarnaast heeft eiseres verklaard over een incident, waarbij zij en haar zus op weg van school naar hun woning door medeleerlingen zijn mishandeld en geslagen. Verder heeft zij verklaard over een incident, waarbij haar lerares haar overhemd heeft opengetrokken ten overstaan van alle andere leerlingen en heeft gezegd: “kijk, zo ziet een hoer eruit” (p. 9 NG-eiseres). Voorts heeft zij verklaard over een incident, waarbij zij door de conciërge van de school is aangerand, onder de toevoeging van de woorden: “Wat IS jullie heeft aangedaan is normaal, wij kunnen hetzelfde doen” (p. 11 en 13 NG-eiseres).
Eiser heeft (onder meer) verklaard dat studiegenoten tijdens een schoolreis in 2022 niet met hem wilden eten en hebben gezegd dat zijn eten ‘vies is omdat hij Jezidi is’ (p. 9 NG-eiser). Ook heeft eiser verklaard dat dezelfde (vijf) studiegenoten hem hebben beledigd (met: “vieze jongen”) en bedreigd met geweld, omdat hij in het kader van zijn studie een opdracht moest doen met een islamitisch meisje. Omdat eiser toch die opdracht met dat meisje heeft gedaan, is hij kort daarna door die groep medestudenten op straat in elkaar geslagen, waarbij hij een grote wond op zijn kin heeft opgelopen (p. 10 en 17 NG-eiser). Eiser heeft verklaard dat hij na dit incident nog maar een paar keer naar de universiteit in Zakho is gegaan, en alleen vermomd en nooit meer in zijn eentje (p. 18 NG-eiser). Verder heeft eiser verklaard dat hij, om zijn familie financieel te helpen, in 2020 werk heeft gezocht en gekregen in Zakho (KAR), maar dat hij van zijn baas tegen niemand mocht zeggen dat hij Jezidi is en verstopt moest blijven (p. 8 en 14 NG-eiser). Voorts heeft eiser verklaard dat hij in 2022 werk heeft gekregen in een cementfabriek in Suleimaniya (KAR), maar daar slechts één week heeft gewerkt, omdat het daar onveilig voor hem was; er is daar namelijk een collega van hem die ook Jezidi is, enkel vanwege zijn afkomst, vermoord (p. 8 NG-eiser).
Hoewel eisers dus toegang hebben gehad tot onderwijs en arbeid, blijkt uit de hiervoor vermelde verklaringen van eisers, die allemaal geloofwaardig zijn geacht, dat het hen op school, op de universiteit en op werk door anderen zodanig onaangenaam, moeilijk en zelfs onveilig is gemaakt dat zij grote belemmeringen hebben ervaren om reëel, volwaardig en in veiligheid deel te nemen aan het onderwijs en de arbeid. Deze verklaringen passen in het beeld dat in de door eisers aangehaalde landeninformatie wordt geschetst over de discriminatoire behandeling van Jezidi’s (zie overweging 5.2). Verweerder heeft dit een en ander in zijn besluitvorming onvoldoende (kenbaar) betrokken en heeft daardoor een onvoldoende genuanceerd standpunt ingenomen over de mogelijkheden van eisers om deel te nemen aan het onderwijs en de arbeid in Irak.