ECLI:NL:RBDHA:2025:6427
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- L.J. van der Veen
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van een Nigeriaanse alleenstaande moeder met kinderen wegens onvoldoende onderbouwing van vrees voor vervolging en risico op ernstige schade
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 16 april 2025, wordt het beroep van een Nigeriaanse alleenstaande moeder tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie had de aanvraag op 6 februari 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank behandelt het beroep op 7 april 2025, waarbij de eiseres en haar gemachtigde, evenals de gemachtigde van de minister, aanwezig zijn. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht is, omdat de eiseres niet voldoende heeft aangetoond dat zij een reëel risico loopt op vervolging of ernstige schade bij terugkeer naar Nigeria.
De rechtbank wijst erop dat de eerdere asielaanvragen van eiseres ook zijn afgewezen, waarbij de minister had geoordeeld dat de gestelde vrees voor represailles van mensenhandelaren niet aannemelijk was gemaakt. Eiseres heeft in haar huidige aanvraag opnieuw verklaard dat zij slachtoffer is van mensenhandel en dat haar familie in Nigeria wordt lastiggevallen. De rechtbank oordeelt echter dat de overgelegde bewijsstukken, zoals whatsapp- en Facebookberichten, niet voldoende zijn om haar claims te onderbouwen. De rechtbank benadrukt dat eiseres geen objectief verifieerbare documenten heeft overgelegd en dat haar verklaringen niet samenhangend zijn.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op asiel en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is informatie gegeven over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.