ECLI:NL:RBDHA:2025:6450

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
17 april 2025
Zaaknummer
25.8001
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag en besluitmoratorium voor vreemdelingen uit Syrië

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 17 april 2025, wordt het beroep van eiser tegen de minister van Asiel en Migratie behandeld. Eiser had op 16 september 2023 een asielaanvraag ingediend, maar stelde de minister in gebreke omdat deze niet tijdig had beslist. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met het nemen van een besluit, waardoor de wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep ook van toepassing zijn op het niet tijdig nemen van een besluit.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister op 11 december 2024 een Besluit- en Vertrekmoratorium (BVM) heeft ingesteld voor vreemdelingen uit Syrië, wat de beslistermijn voor lopende asielaanvragen verlengt tot maximaal 21 maanden. Dit betekent dat eiser pas na 16 juni 2025 de minister in gebreke kan stellen. Eiser heeft de minister echter al op 27 januari 2025 in gebreke gesteld, wat te vroeg was. Hierdoor voldoet het beroep niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, zoals bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is en dat de minister geen proceskosten aan eiser hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen vier weken na de bekendmaking van deze uitspraak een beroepschrift in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als hij het niet eens is met deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.8001

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. L.J. Meijering),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend omdat de minister niet op tijd zou hebben beslist op de asielaanvraag van 16 september 2023.
1.1.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of partijen het daarmee eens zijn. Partijen hebben daarna niet om een zitting gevraagd. De rechtbank heeft het beroep daarom niet op zitting behandeld en sluit hierbij het onderzoek. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep ontvankelijk?
2. Het niet tijdig nemen van een besluit wordt gelijkgesteld met het nemen van een besluit. Hierdoor zijn de wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep ook op het niet tijdig nemen van een besluit van toepassing. [2]
3. Een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [3]
4. De minister heeft met het besluit van 11 december 2024, in werking getreden op 14 december 2024, een Besluit- en Vertrekmoratorium [4] (BVM) ingesteld voor vreemdelingen uit Syrië. Met het BVM voor vreemdelingen uit Syrië heeft de minister de beslistermijn voor lopende asielaanvragen verlengd tot ten hoogste 21 maanden. Dit betekent dat eiser na het verstrijken van 21 maanden na de aanvraag, dus na 16 juni 2025, de minister in gebreke kan stellen. Dat is anders wanneer het BVM eerder eindigt dan 16 juni 2025. In dat geval kan eiser de minister na het eindigen van het BVM in gebreke stellen. Eiser heeft de minister op 27 januari 2025, en dus te vroeg (prematuur), in gebreke gesteld. Het beroep voldoet daarom niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is niet-ontvankelijk. De minister hoeft de proceskosten niet aan eiser te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van M.A. Postma, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb.
3.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
4.Besluit van 11 december 2024 tot het instellen van een besluitmoratorium en een vertrekmoratorium voor vreemdelingen afkomstig uit Syrië (