ECLI:NL:RBDHA:2025:6486
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering van een visum voor bezoek aan zoon op basis van onvoldoende sociale en economische binding met Pakistan
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 10 april 2025, wordt de afwijzing van een visumaanvraag door de Minister van Asiel en Migratie beoordeeld. Eiseres, een Pakistaanse vrouw geboren in 1959, had een aanvraag ingediend voor een visum om haar zoon in Nederland te bezoeken. De minister heeft deze aanvraag afgewezen op 22 januari 2024, en na bezwaar bleef de afwijzing in stand. Eiseres is het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld.
De rechtbank heeft op 3 april 2025 de zaak behandeld. Eiseres voerde aan dat zij voldoende sociale en economische binding met Pakistan heeft, maar de rechtbank oordeelt dat de minister in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat deze binding niet voldoende is aangetoond. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet heeft kunnen onderbouwen dat zij tijdig naar Pakistan zal terugkeren, en dat de minister de hoorplicht niet heeft geschonden, omdat er geen nieuwe feiten of documenten zijn ingediend die de afwijzing zouden kunnen veranderen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt op 10 april 2025, en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.