ECLI:NL:RBDHA:2025:6528
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende machtiging tot voorlopig verblijf
Op 9 juni 2022 hebben verzoekers een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf. Na een periode van inactiviteit hebben zij op 20 september 2024 een tweede beroep ingediend tegen het niet tijdig beslissen op hun aanvraag, geregistreerd onder zaaknummer AWB 24/14891. In dit kader hebben verzoekers de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft echter besloten om zonder zitting uitspraak te doen.
In de uitspraak van vandaag, die betrekking heeft op het eerder genoemde beroep (AWB 24/14891), heeft de rechtbank geoordeeld dat een voorlopige voorziening niet meer nodig is, aangezien er inmiddels een uitspraak is gedaan op het beroep tegen het niet tijdig beslissen. Hierdoor is het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen als kennelijk ongegrond.
De voorzieningenrechter heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is genomen door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier mr. B.A. Smit, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open, conform artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.