Op 12 februari 2025 is er een TBBA-melding gedaan voor eiser, die van Syrische nationaliteit is. De minister heeft op 28 maart 2025 een maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, dat ook als verzoek om schadevergoeding moet worden gezien. Op 9 april 2025 heeft de minister de maatregel opgeheven omdat eiser is overgedragen aan Kroatië. De rechtbank heeft het beroep op 11 april 2025 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en zich beperkt tot de vraag of eiser recht heeft op schadevergoeding, nu de bewaring is opgeheven.
De rechtbank oordeelt dat de bewaring niet onrechtmatig was, omdat eiser ten tijde van de staandehouding en ophouding rechtmatig in Nederland verbleef. De rechtbank stelt vast dat de minister voldoende gronden heeft aangevoerd voor de maatregel van bewaring, waaronder het risico dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank heeft ook de psychische klachten van eiser in overweging genomen, maar concludeert dat deze niet leiden tot een andere beslissing. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.