Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
1.Het onderzoek ter terechtzitting
mr. I.G.M. Oostrom en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. C.C.J. Tuip naar voren is gebracht.
2.De tenlastelegging
3.De bewijsbeslissing
bijlage Iopgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
De rechtbank kan echter aan de hand van het onderzoek ter terechtzitting enkel vaststellen dat het naar algemene ervaringsregels voorzienbaar was dat met rondvliegend glas en vallend puin van de
eersteexplosie gevaar voor zwaar lichamelijk letsel bij GE1, de persoon op het bankje, te duchten was. Van GE2 is immers onbekend wat de afstand tussen hem en de eerste ontploffing was. Bij de tweede explosie waren GE1 en GE2 niet meer in het pand aanwezig. Het voorgaande brengt met zich dat de rechtbank de verdachte partieel zal vrijspreken, voor zover het tenlastegelegde onder 1 ziet op levensgevaar.
hij op 17 april 2024 te Delft, tezamen en in vereniging met anderen meermalen opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door in/bij treinstation Delft meerdere explosieven op de toegangsdeur en de geldautomaat van het GWK Travelex aan te brengen
en vervolgens explosieven op die toegangsdeur en die geldautomaat tot ontploffing te brengen, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten die geldautomaat en de panden en goederen in het stationsgebouw waar die geldautomaat zich bevond te duchten was;
hij op 17 april 2024 te Delft tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om geld dat geheel of ten dele aan het GWK Travelex (Delft) en/of Travelex N.V., toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot
de plaats van het misdrijf te verschaffen en dat weg te nemen geld onder hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking, explosieven
heeftaangebracht in/op/aan de toegangsdeur van het GWK en vervolgens in/op/aan de geldautomaat van het GWK en vervolgens die geldautomaat heeft doen exploderen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
5.De strafbaarheid van de verdachte
6.De strafoplegging
Weliswaar weegt de rechtbank zoals gezegd zijn eerdere veroordelingen in strafverzwarende zin mee, maar daartegenover staat dat de verdachte ter terechtzitting, in ieder geval voor een deel, openheid heeft gegeven over zijn aandeel bij het bewezenverklaarde. In die zin heeft hij daarvoor verantwoordelijkheid genomen. Per saldo ziet de rechtbank geen aanleiding om een hogere straf op te leggen dan aangeduid door genoemd oriëntatiepunt.
7.De vordering van de benadeelde partij
€ 12.965,88 en de post ‘inkomstenderving’ ad. € 43.331,-, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Dit deel van de vordering is door de verdediging (gemotiveerd) betwist en door de benadeelde partij niet onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
€ 42.887,89, is door de benadeelde partij voldoende onderbouwd en door de verdediging onvoldoende (gemotiveerd) betwist. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de bij dagvaarding I onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten, ter grootte van € 42.887,89.
8.De vordering tot tenuitvoerlegging
proeftijd met één jaar te verlengen. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om de vordering hooguit deels toe te wijzen en de jeugddetentie te vervangen door 30 dagen gevangenisstraf.
9.De toepasselijke wetsartikelen
10.De beslissing
3 (DRIE) JAREN;
1 (EEN) JAAR.