ECLI:NL:RBDHA:2025:6559

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
18 april 2025
Zaaknummer
NL25.15295
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 april 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een asielzoeker, had tegen een besluit van de Minister van Asiel en Migratie beroep ingesteld, waarin de asielaanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit zouden worden opgeschort totdat er op het beroep was beslist. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat een voorlopige voorziening niet meer nodig was, omdat er op dezelfde dag in een andere zaak (zaaknummer NL25.15294) al een uitspraak was gedaan op het beroep dat aan het verzoek ten grondslag lag. Hierdoor werd het verzoek als kennelijk ongegrond afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.15295

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. D.S. Harhangi-Asarfi),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 31 maart 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit worden opgeschort totdat er op het beroep is beslist.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL25.15294, heeft de rechtbank beslist op het beroep waarop dit verzoek om een voorlopige voorziening betrekking heeft. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. Om die reden wordt het verzoek als kennelijk ongegrond afgewezen.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan op 15 april 2025 door mr. M.L. Weerkamp, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.