Beoordeling door de rechtbank
7. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser is opgegroeid in Mogadishu. Eiser heeft een probleemloze jeugd gehad, maar dat is veranderd na een bomaanslag op 7 of 8 juli 2022. Eiser is op de vlucht geslagen en is opgevangen door zijn verre oom [naam 2] in de [wijk]. Daar is eiser in augustus 2022 door een man in de moskee aangesproken, die hem zei dat de islam hem nodig heeft. Toen hij later die dag bij de oom thuis kwam, was de oom aan het telefoneren en emotioneel aan het schreeuwen. De oom was verteld dat ze eiser nodig hebben. Later rond 20.00 uur kwamen drie mannen van (vermoedelijk) Al-Shabaab aan de deur die eiser en zijn oom hebben meegenomen. Ze zijn mishandeld en bedreigd. Eiser en zijn oom hebben kunnen ontsnappen toen ze onder begeleiding terug naar het huis van de oom mochten om afscheid te nemen. Via een reisagent zijn ze uit Somalië gevlucht. De reisagent heeft paspoorten geregeld en heeft hen naar de luchthaven gebracht. Via Rusland en Duitsland zijn ze uiteindelijk in Nederland aangekomen. In Nederland zijn ze uit elkaar gegaan.
8. Verweerder heeft de asielaanvraag afgewezen als ongegrond omdat de verklaringen van eiser over de gestelde problemen met Al-Shabaab geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen.
Artikel 15, onder c, van de Kwalificatierichtlijn
9. Eiser heeft drie kaartjes ingebracht van Somalië waarop met kleuren is aangegeven welke groeperingen in gebieden in Somalië de controle hebben. Op een kaartjeis het gebied rondom Mogadishu geel ingekleurd, waarmee de controle is aangeduid als “mixed, unclear, and/or local control”. Op de andere twee kaartjesis het gebied rondom Mogadishu met een rode kleur ingekleurd die aanduidt: “assessed al Shabaab Attack Zones”. Eiser heeft daarmee een indicatie willen geven dat onduidelijk is wie exact de macht heeft in Mogadishu. De rechtbank gaat ervan uit dat eiser daarmee een beroep wil doen op artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn. Op grond van dat artikel kan ernstige schade bestaan uit willekeurig geweld in het kader van een internationaal of gewapend conflict.
10. Om te kunnen spreken van een situatie zoals bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn, moet sprake zijn van een uitzonderlijke situatie waarin de mate van willekeurig geweld in een gewapend conflict dermate hoog is dat een ieder, enkel door zijn aanwezigheid aldaar, een reëel risico loopt op behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Volgens vaste jurisprudentieis hiervan slechts sprake in ‘the most extreme cases of general violence’.
11. Uit een arrest van het HvJEUen een uitspraak van de Afdelingvolgt dat ook bij een mindere mate van willekeurig geweld sprake kan zijn van een reëel risico op ernstige schade vanwege willekeurig geweld in het kader van een gewapend conflict, indien de betreffende vreemdeling met individuele elementen aannemelijk kan maken dat hij een verhoogd risico daarop loopt. Dit is de zogenaamde ‘minder uitzonderlijke situatie’ en hierbij geldt een glijdende schaal: hoe meer willekeurig geweld er plaatsvindt, hoe minder individuele elementen nodig zijn om een risico op ernstige schade aan te nemen. Uit de uitspraak van de Afdeling blijkt dat daarbij geen drempel geldt voor de mate van willekeurig geweld. Bij individuele elementen kan bijvoorbeeld gedacht worden aan leeftijd, gezondheidstoestand of handicap. De bewijslast voor deze individuele elementen ligt bij de vreemdeling. Als aan deze bewijslast voldaan is, is verweerder gehouden om het verhoogde risico op ernstige schade wegens willekeurig geweld gemotiveerd te beoordelen.
12. Verweerder heeft in zijn landgebonden beleid opgenomendat in Somalië in het algemeen of in een bepaald gebied van Somalië geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn. Verder is in paragraaf C2/30.4.1.1 van de Vcopgenomen dat in gebieden in Somalië waar Al-Shabaab aan de macht is of het gebied controleert, de mensenrechtensituatie zodanig is dat voor iedere terugkeerder een reëel risico bestaat op ernstige schade in de zin van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw.Dit risico op ernstige schade wordt ook aangenomen voor vreemdelingen die afkomstig zijn uit een gebied waar Al-Shabaab niet aan de macht is of het gebied controleert, maar over land moeten reizen door een gebied waar Al-Shabaab wel de macht heeft of het gebied controleert. In het bestreden besluit is overwogen dat uit de door eiser overgelegde informatie blijkt dat Mogadishu niet onder controle staat van Al-Shabaab. Verweerder heeft ook verwezen naar het meest recente ambtsbericht,waaruit blijkt dat Al-Shabaab al jaren geen delen van Mogadishu meer onder feitelijke controle heeft. Verweerder heeft tevens overwogen dat eiser afkomstig is uit Mogadishu en dat zich in Mogadishu een internationaal vliegveld bevindt, en dat eiser dus bij terugkeer niet door gebied hoeft te reizen waar Al-Shabaab de controle heeft.
13. Eiser heeft met de overgelegde kaartjes niet aannemelijk gemaakt dat er in Mogadishu sprake is van een uitzonderlijke situatie waarin de mate van willekeurig geweld in een gewapend conflict dermate hoog is dat een ieder, enkel door zijn aanwezigheid aldaar, een reëel risico loopt op behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Met het geven van een indicatie dat de situatie in Mogadishu, en de invloed van Al-Shabaab, ongewis is, wordt de lat van artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn niet gehaald. De kaartjes geven ook niet een wezenlijk ander beeld dan de situatie die in het meest recente ambtsbericht is beschreven, en waarvan verweerder in het bestreden besluit is uitgegaan. De rechtbank ziet in de informatie ook onvoldoende reden om aan te nemen dat de algemene veiligheidssituatie in Somalië wezenlijk anders is, dan in het landgebonden beleid van verweerder is vastgelegd.
Evenmin heeft eiser aannemelijk gemaakt dat hij vanwege individuele factoren een verhoogd risico loopt op ernstige schade vanwege dit willekeurige geweld. Dat wordt hieronder uitgelegd.
14. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat eiser ongeloofwaardig heeft verklaard over zijn gestelde problemen met Al-Shabaab. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd uiteengezet op welke punten eiser tegenstrijdige en wisselende verklaringen heeft afgelegd. Verweerder heeft in het voornemen en in het bestreden besluit vele voorbeelden genoemd. Eiser heeft in zijn beroepsgronden slechts op enkele tegenwerpingen gereageerd.
15. Verweerder heeft bijvoorbeeld terecht opgemerkt dat eiser niet consistent heeft verklaard over hoe oud hij was toen hij Somalië verliet. Daarbij heeft verweerder ook terecht vastgesteld dat de door eiser geschetste tijdlijn niet klopt. De verklaringen van eiser, dat hij in 2018 of 2019 uit Somalië is vertrokken, rijmen namelijk niet met de verklaringen over de problemen met Al-Shabaab, aangezien deze in 2022 zouden hebben plaatsgevonden. Daarbij heeft verweerder ook niet ten onrechte overwogen dat eiser niet zeker weet dat de mannen voor wie hij vreest, van Al-Shabaab zijn. Met de enkele stelling in de beroepsgronden dat hij wel duidelijk heeft verklaard en dat zijn verklaringen niet bevreemdend zijn, heeft eiser de tegenwerpingen van verweerder onvoldoende weerlegd.