ECLI:NL:RBDHA:2025:6565

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
18 april 2025
Zaaknummer
NL24.49747
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Somaliër met vrees voor rekrutering door Al Shabaab

Deze uitspraak betreft de afwijzing van de asielaanvraag van eiser, een Somalische nationaliteitdrager, die op 23 juli 2023 zijn aanvraag indiende. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie beoordeeld. Eiser stelt dat hij in Mogadishu is opgegroeid en na een bomaanslag in 2022 op de vlucht is geslagen. Hij heeft verklaard dat hij door Al Shabaab is bedreigd en dat hij vrees heeft voor rekrutering door deze groepering. De rechtbank heeft de geloofwaardigheid van zijn verklaringen onderzocht en geconcludeerd dat deze niet consistent zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister in zijn besluit voldoende heeft gemotiveerd waarom de asielaanvraag ongegrond is verklaard. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser niet overtuigend geacht en heeft geoordeeld dat er geen sprake is van een uitzonderlijke situatie in Mogadishu die een reëel risico op ernstige schade met zich meebrengt. De rechtbank heeft de aanvraag van eiser dan ook terecht afgewezen en het beroep ongegrond verklaard. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.49747

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. R. Bom),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.
2. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. Onder 4 staat het procesverloop in dit geding. Onder 7 en 8 staan de van belang zijnde feiten en omstandigheden die hebben geleid tot het bestreden besluit. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf 9. Daarbij gaat de rechtbank in op:
 het beroep van eiser op artikel 15, eerste lid, onder c, van de Kwalificatierichtlijn [1] ;
 de geloofwaardigheid van het asielrelaas.
Aan het eind staat de beslissing van de rechtbank.

Procesverloop

4. Eiser stelt dat hij is geboren op [datum] 2006 en dat hij de Somalische nationaliteit heeft. Op 23 juli 2023 heeft hij zijn asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 11 december 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
5. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
6. De rechtbank heeft het beroep op 26 maart 2025 op zitting behandeld in Breda. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, [naam 1] als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
7. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser is opgegroeid in Mogadishu. Eiser heeft een probleemloze jeugd gehad, maar dat is veranderd na een bomaanslag op 7 of 8 juli 2022. Eiser is op de vlucht geslagen en is opgevangen door zijn verre oom [naam 2] in de [wijk]. Daar is eiser in augustus 2022 door een man in de moskee aangesproken, die hem zei dat de islam hem nodig heeft. Toen hij later die dag bij de oom thuis kwam, was de oom aan het telefoneren en emotioneel aan het schreeuwen. De oom was verteld dat ze eiser nodig hebben. Later rond 20.00 uur kwamen drie mannen van (vermoedelijk) Al-Shabaab aan de deur die eiser en zijn oom hebben meegenomen. Ze zijn mishandeld en bedreigd. Eiser en zijn oom hebben kunnen ontsnappen toen ze onder begeleiding terug naar het huis van de oom mochten om afscheid te nemen. Via een reisagent zijn ze uit Somalië gevlucht. De reisagent heeft paspoorten geregeld en heeft hen naar de luchthaven gebracht. Via Rusland en Duitsland zijn ze uiteindelijk in Nederland aangekomen. In Nederland zijn ze uit elkaar gegaan.
Het bestreden besluit
8. Verweerder heeft de asielaanvraag afgewezen als ongegrond omdat de verklaringen van eiser over de gestelde problemen met Al-Shabaab geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen.
Artikel 15, onder c, van de Kwalificatierichtlijn
9. Eiser heeft drie kaartjes ingebracht van Somalië waarop met kleuren is aangegeven welke groeperingen in gebieden in Somalië de controle hebben. Op een kaartje [2] is het gebied rondom Mogadishu geel ingekleurd, waarmee de controle is aangeduid als “mixed, unclear, and/or local control”. Op de andere twee kaartjes [3] is het gebied rondom Mogadishu met een rode kleur ingekleurd die aanduidt: “assessed al Shabaab Attack Zones”. Eiser heeft daarmee een indicatie willen geven dat onduidelijk is wie exact de macht heeft in Mogadishu. De rechtbank gaat ervan uit dat eiser daarmee een beroep wil doen op artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn. Op grond van dat artikel kan ernstige schade bestaan uit willekeurig geweld in het kader van een internationaal of gewapend conflict.
10. Om te kunnen spreken van een situatie zoals bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn, moet sprake zijn van een uitzonderlijke situatie waarin de mate van willekeurig geweld in een gewapend conflict dermate hoog is dat een ieder, enkel door zijn aanwezigheid aldaar, een reëel risico loopt op behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [4] . Volgens vaste jurisprudentie [5] is hiervan slechts sprake in ‘the most extreme cases of general violence’.
11. Uit een arrest van het HvJEU [6] en een uitspraak van de Afdeling [7] volgt dat ook bij een mindere mate van willekeurig geweld sprake kan zijn van een reëel risico op ernstige schade vanwege willekeurig geweld in het kader van een gewapend conflict, indien de betreffende vreemdeling met individuele elementen aannemelijk kan maken dat hij een verhoogd risico daarop loopt. Dit is de zogenaamde ‘minder uitzonderlijke situatie’ en hierbij geldt een glijdende schaal: hoe meer willekeurig geweld er plaatsvindt, hoe minder individuele elementen nodig zijn om een risico op ernstige schade aan te nemen. Uit de uitspraak van de Afdeling blijkt dat daarbij geen drempel geldt voor de mate van willekeurig geweld. Bij individuele elementen kan bijvoorbeeld gedacht worden aan leeftijd, gezondheidstoestand of handicap. De bewijslast voor deze individuele elementen ligt bij de vreemdeling. Als aan deze bewijslast voldaan is, is verweerder gehouden om het verhoogde risico op ernstige schade wegens willekeurig geweld gemotiveerd te beoordelen.
12. Verweerder heeft in zijn landgebonden beleid opgenomen [8] dat in Somalië in het algemeen of in een bepaald gebied van Somalië geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn. Verder is in paragraaf C2/30.4.1.1 van de Vc [9] opgenomen dat in gebieden in Somalië waar Al-Shabaab aan de macht is of het gebied controleert, de mensenrechtensituatie zodanig is dat voor iedere terugkeerder een reëel risico bestaat op ernstige schade in de zin van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw. [10] Dit risico op ernstige schade wordt ook aangenomen voor vreemdelingen die afkomstig zijn uit een gebied waar Al-Shabaab niet aan de macht is of het gebied controleert, maar over land moeten reizen door een gebied waar Al-Shabaab wel de macht heeft of het gebied controleert. In het bestreden besluit is overwogen dat uit de door eiser overgelegde informatie blijkt dat Mogadishu niet onder controle staat van Al-Shabaab. Verweerder heeft ook verwezen naar het meest recente ambtsbericht, [11] waaruit blijkt dat Al-Shabaab al jaren geen delen van Mogadishu meer onder feitelijke controle heeft. Verweerder heeft tevens overwogen dat eiser afkomstig is uit Mogadishu en dat zich in Mogadishu een internationaal vliegveld bevindt, en dat eiser dus bij terugkeer niet door gebied hoeft te reizen waar Al-Shabaab de controle heeft.
13. Eiser heeft met de overgelegde kaartjes niet aannemelijk gemaakt dat er in Mogadishu sprake is van een uitzonderlijke situatie waarin de mate van willekeurig geweld in een gewapend conflict dermate hoog is dat een ieder, enkel door zijn aanwezigheid aldaar, een reëel risico loopt op behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Met het geven van een indicatie dat de situatie in Mogadishu, en de invloed van Al-Shabaab, ongewis is, wordt de lat van artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn niet gehaald. De kaartjes geven ook niet een wezenlijk ander beeld dan de situatie die in het meest recente ambtsbericht is beschreven, en waarvan verweerder in het bestreden besluit is uitgegaan. De rechtbank ziet in de informatie ook onvoldoende reden om aan te nemen dat de algemene veiligheidssituatie in Somalië wezenlijk anders is, dan in het landgebonden beleid van verweerder is vastgelegd.
Evenmin heeft eiser aannemelijk gemaakt dat hij vanwege individuele factoren een verhoogd risico loopt op ernstige schade vanwege dit willekeurige geweld. Dat wordt hieronder uitgelegd.
Geloofwaardigheid
14. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat eiser ongeloofwaardig heeft verklaard over zijn gestelde problemen met Al-Shabaab. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd uiteengezet op welke punten eiser tegenstrijdige en wisselende verklaringen heeft afgelegd. Verweerder heeft in het voornemen en in het bestreden besluit vele voorbeelden genoemd. Eiser heeft in zijn beroepsgronden slechts op enkele tegenwerpingen gereageerd.
15. Verweerder heeft bijvoorbeeld terecht opgemerkt dat eiser niet consistent heeft verklaard over hoe oud hij was toen hij Somalië verliet. Daarbij heeft verweerder ook terecht vastgesteld dat de door eiser geschetste tijdlijn niet klopt. De verklaringen van eiser, dat hij in 2018 of 2019 uit Somalië is vertrokken, rijmen namelijk niet met de verklaringen over de problemen met Al-Shabaab, aangezien deze in 2022 zouden hebben plaatsgevonden. Daarbij heeft verweerder ook niet ten onrechte overwogen dat eiser niet zeker weet dat de mannen voor wie hij vreest, van Al-Shabaab zijn. Met de enkele stelling in de beroepsgronden dat hij wel duidelijk heeft verklaard en dat zijn verklaringen niet bevreemdend zijn, heeft eiser de tegenwerpingen van verweerder onvoldoende weerlegd.

Conclusie en gevolgen

16. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
17. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 16 april 2025 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011.
2.Bron: www.polgeonow.com, situatie juni 2023.
3.Bron: www.vluchtweg.nl en www.criticalthreats.org, situatie januari/februari 2025.
4.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
5.Zie Europees Hof voor de Rechten van de Mens 17 juli 2008, N.A. tegen het Verenigd Koninkrijk, ECLI:CE:ECHR:2008:0717JUD002590407.
6.Arrest X en Y van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 9 november 2023, ECLI:EU:C:2023:843, zaaknummer C-125/22.
7.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2927.
8.Paragraaf C7/30.4.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
9.Vreemdelingencirculaire 2000.
10.Vreemdelingenwet 2000.
11.Zie Algemeen ambtsbericht Somalië van de minister van Buitenlandse Zaken van juni 2023, p. 18.