ECLI:NL:RBDHA:2025:6583

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
18 april 2025
Zaaknummer
C/09/671589 / JE RK 24-1563
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 12 maart 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2021. De kinderrechter heeft eerder op 25 september 2024 een ondertoezichtstelling uitgesproken en een machtiging verleend voor uithuisplaatsing tot 25 maart 2025. Tijdens de zitting op 12 maart 2025, waar de moeder niet aanwezig was, maar wel correct was opgeroepen, zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de grootmoeder en vertegenwoordigers van de Raad en gecertificeerde instellingen. De Raad verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, omdat de situatie van de moeder en de opvoedbehoeften van de minderjarige nog niet volledig in kaart zijn gebracht. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder momenteel niet in staat is om voor de minderjarige te zorgen en dat er nog veel onzekerheden zijn over de opvoedvaardigheden van zowel de moeder als de grootmoeder. De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen van 25 maart 2025 tot 25 september 2025, met de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de zorg voor de minderjarige kan worden voortgezet terwijl verdere onderzoeken plaatsvinden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/671589 / JE RK 24-1563
Datum uitspraak: 12 maart 2025
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
'sGravenhage,
hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2021 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. H. Polat te Rijswijk.
De kinderrechter merkt als informant aan:
[grootmoeder moederszijde]
hierna te noemen: de grootmoeder moederszijde.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 25 september 2024 [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 25 september 2025 en een machtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg tot 25 maart 2025. De kinderrechter heeft het verzoek voor het overige aangehouden tot een nader te bepalen zitting.
1.2.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- de voornoemde beschikking van 25 september 2024 en de daarin genoemde stukken;
- het aanvullende rapport van de Raad van 7 maart 2025.
1.3.
Op 12 maart 2025 heeft de kinderrechter de zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- mr. M.S. Polat, waarnemend voor de advocaat van de moeder;
- [naam 1] namens de Raad;
  • [naam 2] en [naam 3] namens de gecertificeerde instelling;
  • de grootmoeder moederszijde, bijgestaan door een tolk.
De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
Voor de feiten verwijst de kinderrechter naar de beschikking van 25 september 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt het aangehouden deel van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg uit te spreken, te weten voor de duur van de ondertoezichtstelling en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad heeft het verzoek zowel schriftelijk als tijdens de zitting als volgt gemotiveerd. Er wordt nog steeds gekeken naar de twee sporen die eerder zijn besproken. De grootmoeder moederszijde heeft nog geen eigen woonruimte, waardoor [minderjarige] in een hotelkamer verblijft. Sinds de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing krijgt [minderjarige] hulp van Family Supporters, [instelling 1] , [instelling 2] en krijgt hij logopedie. Positief is dat de moeder de hulpverlening steunt en de grootmoeder zich actief inzet. Verder is positief dat de moeder sinds haar verhuizing naar Aruba stabieler is, een woning en inkomen heeft, en er geen conflicten meer ontstaan tussen de moeder en de grootmoeder.
Hoewel de Raad erkent dat zowel [minderjarige] als zijn moeder positieve stappen hebben gezet, worden deze nog als kwetsbaar en pril beschouwd. [minderjarige] is drie jaar, heeft een ontwikkelingsachterstand en is volledig afhankelijk van volwassenen, terwijl de opvoedvaardigheden van zowel moeder als grootmoeder onduidelijk blijven. Om zicht te krijgen op de (on)mogelijkheden op Aruba en de opvoedbehoeften van [minderjarige] kan de jeugdbescherming een verzoek indienen bij de gecertificeerde instelling op Aruba of bij de Centrale Autoriteit Kinderaangelegenheden om de situatie van de moeder te onderzoeken. Wat betreft de duur geeft de Raad aan dat een termijn van zes maanden noodzakelijk is, zodat de benodigde onderzoeken kunnen worden afgewacht en duidelijk wordt welke ondersteuning de moeder op Aruba nodig heeft.

4.De standpunten

4.1.
De waarnemend advocaat van de moeder heeft tijdens zitting aangegeven dat de moeder wil dat [minderjarige] zo snel mogelijk naar Aruba komt. De moeder benadrukt dat zij werk, een vaste partner en huisvesting heeft en in staat is om voor [minderjarige] te zorgen. De huisvesting bij de grootmoeder moederszijde wordt als niet geschikt beschouwd en gezien de huisvestingsproblemen in Nederland kan dit proces nog lang duren. Daarom is het ook van belang om zo snel mogelijk zicht te krijgen op de situatie van de moeder, zodat zij de zorg van [minderjarige] over kan nemen. Het onderzoek bij [instelling 2] is afgerond, en het is dan ook van belang dat er zo snel mogelijk een vto in Aruba wordt ingediend. Zij betreurt het dat het proces zo lang duurt en dat er weinig vooruitgang wordt geboekt. De advocaat verzoekt namens de moeder dan ook om de machtiging tot uithuisplaatsing voor een kortere duur af te geven, zodat er met voortvarendheid te werk wordt gegaan. Tot slot merkt de advocaat van de moeder nog op dat er veel onjuistheden in de stukken staan.
4.2.
Desgevraagd geeft de gecertificeerde instelling aan dat de moeder, na enige twijfel, heeft aangegeven dat zij op Aruba wil blijven samen met [minderjarige] . Om te onderzoeken of dit mogelijk is, is het van belang dat eerst de opvoedbehoeften van [minderjarige] in kaart worden gebracht. [instelling 2] heeft de opvoedbehoeften van [minderjarige] onderzocht en dit onderzoek is afgerond. De rapportages moeten nog worden opgesteld. De gecertificeerde instelling heeft contact gehad met de Voogdijraad in Aruba en deze zal, nadat hij de opdracht heeft gekregen en de mogelijkheden heeft onderzocht, de taak van de gecertificeerde instelling overnemen op Aruba. Dit wordt momenteel in gang gezet. De gecertificeerde instelling merkt nog op dat het positief is dat de moeder nu openstaat voor hulp voor haar persoonlijke problematiek. De gecertificeerde instelling blijft achter de duur van zes maanden staan, aangezien de termijn niet zal worden uitgezeten als er sneller stappen kunnen worden gezet.
4.3.
Desgevraagd geeft de grootmoeder aan het eens te zijn met het verzoek. Zij zorgt al sinds de geboorte voor [minderjarige] . Dat er sprake is van conflicten tussen de moeder en de grootmoeder is niet waar, zij zijn juist een hechte familie. De grootmoeder heeft de moeder ook gesproken en toen gaf de moeder aan dat zij het liefst zelf voor [minderjarige] wil zorgen, maar het voor haar geen probleem is dat [minderjarige] tot die tijd bij grootmoeder blijft. Momenteel woont de grootmoeder nog in een hotel. De grootmoeder is op zoek naar een woning en staat op een urgentielijst en op 17 maart 2025 heeft zij een afspraak hiervoor. Over de situatie van de moeder geeft de grootmoeder aan dat zij een vaste partner heeft die zij al van vroeger kent en hij een stabiel en serieus iemand is. De grootmoeder geeft aan dat zij achter de duur van zes maanden staat omdat het belangrijk is dat het onderzoek wordt afgerond. Mocht de machtiging voor een langere periode worden verleend, is dat ook geen probleem. Zij kan voor [minderjarige] blijven zorgen.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. [1]
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. De moeder is op dit moment nog niet in staat om de verzorging en opvoeding van [minderjarige] op zich te nemen. In de vorige beschikking is opgenomen dat er een tweesporenbeleid gevolgd zal worden waarbij zowel gekeken zal worden naar de mogelijkheden om [minderjarige] op een goede manier in Nederland bij de moeder of de oma moederszijde te laten wonen als naar de mogelijkheden in het geval [minderjarige] met de moeder naar Aruba zal verhuizen. De kinderrechter betreurt het dat er in het afgelopen halfjaar weinig vooruitgang is geboekt. Het is de kinderrechter duidelijk geworden dat de moeder de wens heeft dat [minderjarige] bij haar op Aruba gaat wonen en dat ook grootmoeder moederszijde deze wens steunt. Daarom moet met voortvarendheid onderzocht worden wat de mogelijkheden van de moeder zijn op Aruba en of zij kan voldoen aan de opvoedbehoeften van [minderjarige] . Dit onderzoek zal duidelijk maken of wonen bij de moeder een realistische en haalbare optie is. De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing daarom toewijzen zodat het onderzoek verder kan worden afgerond en [minderjarige] de zorg en opvoeding van grootmoeder moederszijde blijft ontvangen die hij nodig heeft.
Met betrekking tot de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing oordeelt de kinderrechter dat deze niet verkort moet worden. De kinderrechter is ervan overtuigd dat de gecertificeerde instelling met voortvarendheid te werk gaat. Tijdens de zitting is duidelijk geworden welke stappen de instelling de komende periode zal nemen. Bovendien heeft de gecertificeerde instelling aangegeven dat, indien de stappen sneller kunnen worden gezet, hier ruimte voor is.
5.3.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 25 maart 2025 tot 25 september 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2025 door mr. D.G.J. Dop, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. B. Boogaarts als griffier. De schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 30 maart 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek.