Op 12 maart 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2021. De kinderrechter heeft eerder op 25 september 2024 een ondertoezichtstelling uitgesproken en een machtiging verleend voor uithuisplaatsing tot 25 maart 2025. Tijdens de zitting op 12 maart 2025, waar de moeder niet aanwezig was, maar wel correct was opgeroepen, zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de grootmoeder en vertegenwoordigers van de Raad en gecertificeerde instellingen. De Raad verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, omdat de situatie van de moeder en de opvoedbehoeften van de minderjarige nog niet volledig in kaart zijn gebracht. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder momenteel niet in staat is om voor de minderjarige te zorgen en dat er nog veel onzekerheden zijn over de opvoedvaardigheden van zowel de moeder als de grootmoeder. De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen van 25 maart 2025 tot 25 september 2025, met de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de zorg voor de minderjarige kan worden voortgezet terwijl verdere onderzoeken plaatsvinden.