In deze zaak heeft verzoekster op 12 december 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis voor verblijf bij Olyar Rasoul. De minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft op 3 april 2025 de aanvraag van verzoekster afgewezen. Verzoekster heeft vervolgens haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verweerder niet binnen de geldende termijn op de aanvraag heeft beslist en alsnog een beslissing heeft genomen terwijl er een beroep tegen het niet tijdig beslissen liep, is verweerder geheel tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekster.
Het verzoek om proceskostenvergoeding wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten, vastgesteld op € 453,50. Dit bedrag is berekend op basis van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met toepassing van een wegingsfactor ‘licht’ omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is gedaan op 17 april 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie.