ECLI:NL:RBDHA:2025:6614
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende afwijzing aanvraag verzoekster
Op 18 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster, vertegenwoordigd door mr. T.M. van der Wal, en de Minister van Buitenlandse Zaken, vertegenwoordigd door de IND. Verzoekster had een aanvraag ingediend die door de minister op 29 februari 2024 was afgewezen. Hiertegen had verzoekster bezwaar gemaakt, maar geen beroep ingesteld tegen de beslissing op het bezwaarschrift. De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat er geen beroepsprocedure liep tegen het besluit op het bezwaar. Hierdoor kon de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordelen. De uitspraak is gedaan zonder zitting, conform artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De voorzieningenrechter verklaarde het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.