Op 18 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een verzoeker uit Musselkanaal, die een voorlopige voorziening heeft aangevraagd tegen de afwijzing van zijn aanvraag door de minister van Asiel en Migratie. De minister had de aanvraag op 11 juli 2024 afgewezen, waarna de verzoeker bezwaar heeft gemaakt. De minister heeft op 8 april 2025 laten weten zich niet te verzetten tegen de toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft, op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, geoordeeld dat er onverwijlde spoed is en heeft het verzoek toegewezen. Dit betekent dat de minister verzoeker niet mag uitzetten totdat op het bezwaar is beslist. Daarnaast is de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 907,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.