Beoordeling door de rechtbank
7. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser heeft verklaard over problemen tussen twee stammen: de stam van eisers familie ([stam 1]) en een andere stam ([stam 2]). Dit conflict begon al in de tijd van zijn opa en ging over een stuk grond. In 2019 of 2020 is de sjeik van [stam 1] omgekomen in een vuurgevecht. Sindsdien is eisers familie doelwit van [stam 1]. Er zijn mensen gevlucht, onder wie de vader van eiser. Een oom en neef van eiser zijn door iemand van [stam 1] gedood. Eiser is toen ook gevlucht, om geen wapen te hoeven dragen. Het was toen eind augustus of begin september 2023. Op 5 november 2024 heeft eiser van zijn moeder gehoord dat zijn broertje is meegenomen door de stam. Er is ook een incident geweest waarbij een jongen is mishandeld. Die jongen kan niet meer lopen en zit in een rolstoel. Eiser heeft verklaard dat er sprake was van een persoonsverwisseling en dat ze eigenlijk hem wilden hebben. Eiser heeft ook verklaard dat hij zes maanden voor zijn vertrek uit Jemen is mishandeld door een man, dat deze man eisers neus heeft gebroken en dat hij eiser met de dood heeft bedreigd. Eiser is bang dat, als hij terugkeert, hij vermoord wordt of dat hij gerekruteerd wordt door zijn eigen stam en een wapen moet dragen. Eiser maakt zich zorgen over zijn moeder en zijn broertje.
8. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende asielmotieven:
identiteit, nationaliteit en herkomst;
problemen vanwege stamafkomst;
mishandeling door een man.
9. Verweerder acht de gestelde problemen vanwege de stamafkomst en de mishandeling ongeloofwaardig. Met betrekking tot de stammenstrijd heeft verweerder overwogen dat eiser geen documenten heeft overgelegd die de problemen onderbouwen, bijvoorbeeld eigendomsdocumenten van de grond. Verweerder heeft verder overwogen dat de verklaringen van eiser over de gestelde problemen vanwege de stamafkomst en over de gestelde mishandeling geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. Volgens verweerder zijn de verklaringen van eiser vaag en summier en op meerdere punten tegenstrijdig en onlogisch. Verweerder heeft de aanvraag om die reden afgewezen als ongegrond. In het bestreden besluit is vermeld dat dit besluit ook geldt als terugkeerbesluit: eiser moet Nederland binnen vier weken verlaten en terugkeren naar Jemen.
Het ontbreken van documenten
10. Vast staat dat eiser geen documenten heeft overgelegd om de gestelde problemen vanwege zijn stamafkomst te onderbouwen. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat van eiser in algemene zin in redelijkheid mag worden verwacht dat hij zijn best doet om aan de nodige documenten te komen die zijn asielmotieven ondersteunen. Eiser stelt zich op het standpunt dat een stammenstrijd niet wordt gedocumenteerd en dat hij dus in bewijsnood verkeert, maar dat acht de rechtbank niet aannemelijk. Verweerder heeft terecht erop gewezen dat eiser zelf heeft verklaard dat er
zekereigendomspapieren zijn van de grond van zijn opa. Hij heeft ook verklaard dat hij zijn best zou doen om deze nog over te leggen. Uit het dossier blijkt niet dat eiser pogingen heeft ondernomen om kopieën van de documenten te verkrijgen, terwijl uit het dossier wel blijkt dat eiser contact onderhoudt met zijn ouders. Eiser heeft ook niet uitgelegd waarom hij geen pogingen heeft ondernomen om kopieën van de documenten te verkrijgen, ook niet op de zitting, of dat hij wel degelijk pogingen heeft ondernomen, maar dat het gewoonweg niet is gelukt om de documenten te verkrijgen. Eiser wordt dan ook terecht tegengeworpen dat hij zich niet heeft ingespannen om de desbetreffende documenten te verkrijgen. De rechtbank stelt vast dat in het nader gehoor ook is gesproken over overlijdensaktes of nieuwsberichten ter onderbouwing van de verklaringen van eiser over vermoorde familieleden. Ook dergelijke stukken heeft eiser niet ingebracht.
11. Verweerder heeft zich voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de door eiser afgelegde verklaringen over de stammenstrijd en over de gestelde mishandeling geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. De rechtbank stelt vast dat verweerder zijn standpunt uitvoerig heeft gemotiveerd.
12. Verweerder heeft bijvoorbeeld terecht tegengeworpen dat eiser vaag en tegenstrijdig heeft verklaard over het moment waarop zijn broertje zou zijn meegenomen. Eiser heeft bij het nader gehoor verklaard dat hij op 22 november 2024 van zijn moeder hoorde dat zijn broertje op 5 november 2024 was ontvoerd. Dit is tegenstrijdig met de correctie dat eiser dit al op 5 november 2024 had vernomen. Eiser heeft over deze wijziging geen uitleg gegeven. Verweerder heeft eiser ook niet ten onrechte tegengeworpen dat hij niet inzichtelijk heeft gemaakt waaruit de dreiging door zijn eigen stam of [stam 1] blijkt. Eiser volstaat in beroep met de stelling dat hij vindt dat hij wel uitgebreid en gedetailleerd heeft verklaard, dat zijn verklaringen geen tegenstrijdigheden bevatten en consistent zijn. De rechtbank vindt dat eiser met die stelling de uitgebreide motivering van verweerder niet heeft weerlegd. Verweerder heeft eiser ook kunnen tegenwerpen dat hij niet eens bij benadering weet te vertellen wanneer zijn vader is gevlucht en wat daarvan de reden was. Verweerder mag van eiser, ondanks zijn jonge leeftijd, meer concreetheid en details in de verklaringen over het vertrek van zijn vader verwachten. Dit was immers een belangrijke gebeurtenis in het leven van eiser en raakt de kern van zijn asielrelaas.
13. Over de gestelde mishandeling heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat eiser vaag en summier heeft verklaard. Verweerder heeft onder meer gewezen op de verklaring van eiser: “Hij riep mij. Hij zei, je bent een verdacht persoon. Je werkt voor de politie. […]”. Verweerder heeft overwogen dat eiser vaag is geweest over wie deze persoon was, wat de aanleiding was voor deze man om dit te zeggen en waarom de man eiser weer liet gaan, maar hem wel bedreigde om hem de volgende keer te vermoorden. Verweerder heeft dat onlogisch mogen vinden.
14. Op basis van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat verweerder de gestelde problemen vanwege de stamafkomst en de mishandeling niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht.
Artikel 15, onder c, van de Kwalificatierichtlijn
15. Eiser heeft een beroep gedaan op artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn. Op grond van dat artikel kan ernstige schade bestaan uit willekeurig geweld in het kader van een internationaal of gewapend conflict.
16. Om te kunnen spreken van een situatie zoals bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn, moet sprake zijn van een uitzonderlijke situatie waarin de mate van willekeurig geweld in een gewapend conflict dermate hoog is dat een ieder, enkel door zijn aanwezigheid aldaar, een reëel risico loopt op behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Volgens vaste jurisprudentieis hiervan slechts sprake in ‘the most extreme cases of general violence’.
17. Verweerder heeft het landenbeleid voor Jemen vastgelegd in paragraaf C7/19 van de Vc.Daaruit blijkt dat aangenomen wordt dat in Jemen sprake is van een hoge mate van willekeurig geweld (minder uitzonderlijke situatie). Een vreemdeling uit Jemen moet dus op basis van zijn individuele omstandigheden aannemelijk maken waarom juist hij specifiek een reëel risico loopt om slachtoffer te worden van de hoge mate van willekeurig geweld ten opzichte van andere burgers.
18. Eiser heeft aangevoerd dat het vastgestelde landenbeleid voor Jemen niet actueel is en dat moet worden uitgegaan van de hoogste gradatie van geweld, aangezien er in Jemen sprake is van een grote humanitaire crisis.
19. De rechtbank overweegt dat in het kader van artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn humanitaire omstandigheden enkel een rol kunnen spelen als deze zijn ontstaan als gevolg van handelen of nalaten van partijen. Uit artikel 6 van de Kwalificatierichtlijn volgt immers dat een actor van vervolging is vereist. Uit de landeninformatie die door eiser is aangehaald, wordt afgeleid dat de slechte humanitaire situatie grotendeels is veroorzaakt door het jarenlange conflict en deels door het handelen van actoren wordt verergerd of bestendigd. Verweerder is in het bestreden besluit niet ingegaan op de humanitaire situatie in Jemen en de invloed van de strijdende partijen op die situatie. Uit het arrest Sufi en Elmi van het EHRMvolgt dat humanitaire problemen die in overwegende mate zijn ontstaan als gevolg van een gewapend conflict worden onderscheiden van humanitaire problemen die worden veroorzaakt door armoede en natuurrampen. Wanneer de erbarmelijke humanitaire omstandigheden voornamelijk te wijten zijn aan directe en indirecte acties van de partijen bij een conflict, dan moet verweerder beoordelen of eiser bij terugkeer in staat zal zijn ‘
to cater for his most basic needs, such as food, hygiene and shelter, his vulnerability to ill-treatment and the prospect of his situation improving within a reasonable time-frame’.Verweerder heeft dit in het bestreden besluit ten onrechte niet beoordeeld. Het ligt op de weg van verweerder om aan de hand van de meest recente landeninformatie te beoordelen wat de veiligheidssituatie in Jemen is. In dit verband verwijst de rechtbank naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 15 januari 2025.
20. Deze beroepsgrond slaagt.
21. Het bestreden besluit komt om die reden voor vernietiging in aanmerking en het beroep zal gegrond worden verklaard.
22. In het bestreden besluit is aan eiser ook een terugkeerbesluit opgelegd. Met de vernietiging van het bestreden besluit, wordt ook het terugkeerbesluit vernietigd. De rechtbank zal hierna toch nog ingaan op de beroepsgrond van eiser tegen het opgelegde terugkeerbesluit.
23. Uit het arrest TQ volgt dat verweerder, voorafgaand aan het nemen van een terugkeerbesluit, de situatie van een minderjarige algemeen en grondig moet toetsen, rekening houdend met het belang van het kind.Verweerder moet zich in dat kader ervan overtuigen dat voor de minderjarige adequate opvang aanwezig is in het land van terugkeer.
24. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte geen onderzoek heeft gedaan naar de opvangmogelijkheden voor eiser in Jemen. De rechtbank volgt eiser daarin niet. Verweerder heeft in het bestreden besluit overwogen dat eiser contact onderhoudt met zijn ouders en dat zijn moeder in Jemen woont in het ouderlijk huis van eiser. Verweerder heeft verder overwogen dat eisers vader verblijft en werkt in Saoedi-Arabië en dat hij financieel zorgdraagt voor moeder. Verweerder heeft op basis daarvan ervan uit mogen gaan dat er adequate opvang is voor eiser in Jemen. Nader onderzoek was onder de gegeven omstandigheden niet nodig.
25. Deze beroepsgrond slaagt niet.