ECLI:NL:RBDHA:2025:6677
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing visumaanvraag voor familiebezoek door de Minister van Buitenlandse Zaken
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een visum voor kort verblijf, gericht op familiebezoek aan haar zus in Nederland. De minister van Buitenlandse Zaken heeft de aanvraag afgewezen op 21 november 2023, met een bestreden besluit op 4 juni 2024, waarbij de minister oordeelde dat de sociale en economische binding van eiseres met Iran onvoldoende was aangetoond. De rechtbank heeft de zaak op 19 december 2024 behandeld, waarbij zowel de referente als de gemachtigden van eiseres en de minister aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de minister de hoorplicht niet heeft geschonden, omdat eiseres niet de benodigde documenten heeft overgelegd die haar aanvraag konden onderbouwen. De rechtbank stelt vast dat de minister voldoende beoordelingsruimte heeft bij het afwijzen van visumaanvragen en dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij een sterke sociale en economische binding met Iran heeft. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft besloten dat de aanvraag ongegrond is, omdat eiseres niet heeft aangetoond dat zij tijdig naar Iran zou terugkeren. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de proceskosten af.