ECLI:NL:RBDHA:2025:6720

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
AWB 23/13896
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep na intrekking bestreden besluit door bestuursorgaan

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, hebben eisers, vertegenwoordigd door mr. S. Franca, beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Buitenlandse Zaken. De minister had op 12 mei 2023 de aanvraag van eisers voor een visum kort verblijf afgewezen. Dit besluit werd bevestigd in een bestreden besluit van 26 november 2023. De rechtbank had eerder op 9 februari 2024 het beroep niet-ontvankelijk verklaard, maar dit werd gegrond verklaard op 24 juli 2024, waardoor het onderzoek in de beroepszaak werd hervat. Op 13 februari 2025 trok de minister het bestreden besluit in, maar eisers reageerden niet meer op het intrekkingsbesluit. De rechtbank oordeelde dat, omdat het bestreden besluit was ingetrokken, eisers geen procesbelang meer hadden bij een inhoudelijke beoordeling van hun beroepsgronden. Daarom werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank besloot ook dat er geen proceskostenvergoeding zou worden toegekend, aangezien de eisers geen beroepsmatig verleende rechtsbijstand hadden ingeroepen. Wel werd bepaald dat het griffierecht van €184,- aan eisers vergoed moest worden, wat door de minister werd erkend en in gang was gezet.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/13896

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 april 2025 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , eisers

V-nummers: [v-nummer 1] en [v-nummer 2]
(gemachtigde: A.L. Dastjerdi),
en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Franca).

Procesverloop

1.1
Verweerder heeft met de besluiten van 12 mei 2023 (de primaire besluiten) de aanvraag van eisers voor een visum kort verblijf afgewezen.
1.2
Met het bestreden besluit van 26 november 2023 op het bezwaar van eisers is verweerder bij deze afwijzing gebleven.
1.3
Tegen het bestreden besluit hebben eisers beroep (AWB 23/13896) ingesteld bij de rechtbank.
1.4
Bij uitspraak van deze rechtbank van 9 februari 2024 is dit beroep - met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) - niet-ontvankelijk verklaard.
1.5
Tegen deze uitspraak is verzet (AWB 23/13896 V) ingesteld door eisers.
1.6
Dit verzet is op 23 juli 2024 op zitting behandeld en is vervolgens bij uitspraak van 24 juli 2024 gegrond verklaard. Daarmee is de eerdere uitspraak op het beroep van 9 februari 2024 vervallen en is het onderzoek in deze beroepszaak hervat.
1.7
Met het besluit van 13 februari 2025 heeft verweerder het bestreden besluit ingetrokken en medegedeeld dat opnieuw op het bezwaar beslist zal worden.
1.8
Namens eisers is na herhaalde contactverzoeken niet meer gereageerd op het intrekkingsbesluit en de wens tot handhaving van deze beroepsprocedure.
1.9
De rechtbank ziet aanleiding om uitspraak te doen zonder zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Ontvankelijkheid beroep
2. Nu het bestreden besluit is ingetrokken en daarmee de gewenste vernietiging van dat besluit is bereikt, is verweerder in zoverre aan het beroep van eisers tegemoetgekomen en hebben eisers geen procesbelang meer bij een inhoudelijke beoordeling van de beroepsgronden. Het beroep dient om die reden niet-ontvankelijk verklaard te worden.
Proceskostenveroordeling
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Zowel het bezwaar als het beroep zijn namelijk niet ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent. Nu ook anderszins niet is gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht, bestaat daarvoor in dit geval geen grond.
Griffierecht
4. Er bestaat op grond van artikel 8:41, zevende lid van de Awb aanleiding te bepalen dat verweerder aan eisers het betaalde griffierecht van €184,- vergoedt. Uit het door verweerder overgelegde declaratieformulier bij het intrekkingsbesluit van 13 februari 2025 blijkt dat verweerder dit erkent en dat de uitbetaling hiervan al in gang is gezet.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- aan eisers vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J.
Roks, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).