ECLI:NL:RBDHA:2025:6754

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 maart 2025
Publicatiedatum
23 april 2025
Zaaknummer
11429758 MB VERZ 24-7831
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens overschrijding maximumsnelheid

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 31 maart 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete van € 219,00 wegens het overschrijden van de maximumsnelheid met 21 km/u op een autosnelweg op 12 november 2023. De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. N.G.A. Voorbach, heeft het beroep ingesteld nadat de officier van justitie het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen, evenals de gemachtigde van de betrokkene, mr. M. Schoeber.

De kantonrechter heeft overwogen dat de bebording correct is vastgesteld en dat er geen schending van de hoorplicht heeft plaatsgevonden. De betrokkene stelde dat hij het verkeersbord H1 niet had gezien en dat de bebording niet gecontroleerd was, maar de kantonrechter constateerde dat de schouwrapporten inmiddels aan het dossier waren toegevoegd en bevestigden dat het bord aanwezig was. Bovendien was er geen bewijs dat de betrokkene in zijn belangen was geschaad, aangezien er een hoorzitting had plaatsgevonden waar de betrokkene niet was verschenen.

De kantonrechter oordeelde dat de beslissing van de officier van justitie tijdig was genomen en dat er geen recht op een dwangsom bestond. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Rootring, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
CJIB-nummer: 262325249
Registratienummer team straf: 11429758 MB VERZ 24-7831
Uitspraakdatum : 31 maart 2025
Beslissing van de kantonrechter, tevens houdende het opgemaakte proces-verbaal van de zitting
in de zaak van

[de betrokkene] B.V.

wonende dan wel gevestigd te: [postcode] [woonplaats]
Postbus [postbusnummer], nader ook te noemen: betrokkene.
Gemachtigde: mr. N.G.A. Voorbach (Verkeersboete.nl).

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een verkeersboete opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond of niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 31 maart 2025. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Namens gemachtigde is mr. M. Schoeber ter zitting verschenen.

Overwegingen

Verkeersboete
Het gaat om een bedrag van € 219,00 (inclusief administratiekosten) wegens het overschrijden van de maximumsnelheid met 21 km/u op een autosnelweg op 12 november 2023, onder feitcode VM021.
Beroepsgronden en standpunten
De beroepsgronden houden in de kern het volgende in. De gemachtigde stelt dat betrokkene geen bord H1 heeft gezien op zijn rijroute
“reed op N444 vanuit Voorhout, linksaf Lijnbaanweg, rechtsaf Beeklaan”.Uit het dossier blijkt niet dat de bebording is gecontroleerd en de schouwrapporten ontbreken in het dossier. Voorts is aangevoerd dat sprake is van schending van de hoorplicht. Tot slot wordt aangevoerd dat er op 8 juli 2024 een ingebrekestelling is verzonden, en dat de beslissing van de officier van justitie pas op 24 juli 2024 door betrokkene is ontvangen. Gezien de termijnoverschrijding wordt verzocht om een dwangsom vast te stellen aangezien de beslissing niet tijdig is genomen. Ter zitting heeft de gemachtigde de standpunten gehandhaafd.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft ter zitting voorgesteld het beroep ongegrond te verklaren. Met betrekking tot de dwangsom wegens ingebrekestelling is aangevoerd dat deze prematuur is. De ingebrekestelling is op 9 juli 2023 ontvangen. Op dat moment was de beslistermijn echter nog niet verstreken. De termijn was opgeschort in de periode van 3 januari 2024 tot en met 8 januari 2024 in verband met het herstel van de machtiging van 23 december 2023. De nieuwe termijn voor het nemen van een beslissing liep daardoor tot uiterlijk 4 augustus 2024. De beslissing is tijdig genomen op 16 april 2024. Om die reden is de ingebrekestelling prematuur en bestaat er geen recht op een dwangsom.
Oordeel
Het beroep is ongegrond.
Daartoe overweegt de kantonrechter het volgende. Betrokkene stelt dat hij het bord H1 niet heeft gezien tijdens zijn rijroute, en dat de bebording niet gecontroleerd is, aangezien de schouwrapporten ontbreken in het dossier. Na controle blijkt echter dat de schouwrapporten inmiddels zijn toegevoegd aan het dossier en dat de bebording correct is vastgesteld. Deze rapporten bevestigen dat het bord H1 daadwerkelijk aanwezig was op de aangegeven route.
Daarnaast heeft betrokkene aangevoerd dat sprake is van een schending van de hoorplicht. De kantonrechter constateert echter dat er geen aanwijzingen zijn dat betrokkene in zijn belangen is geschaad, nu op 24 mei 2024 een hoorzitting heeft plaatsgevonden, maar zowel betrokkene als de gemachtigde niet zijn verschenen.
De gemachtigde heeft aangevoerd dat er sprake is van een ingebrekestelling die op 9 juli 2024 door de officier van justitie is ontvangen en dat de beslissing van de officier van justitie pas op 11 juli 2024 is genomen. De kantonrechter constateert dat de beslissing van de officier van justitie binnen twee dagen na ontvangst van de ingebrekestelling is genomen, wat binnen een redelijke termijn valt. Er zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd die zouden wijzen op een overschrijding van de redelijke termijn die zou kunnen leiden tot een dwangsom. Gelet op de omstandigheden van het geval wordt de beslissing van de officier van justitie als tijdig beschouwd.
Gezien het bovenstaande is de gedraging voldoende vast komen te staan en is de opgelegde boete terecht aan betrokkene opgelegd.
Proceskosten
Voor vergoeding van proceskosten is geen aanleiding en het verzoek om proceskostenvergoeding wordt daarom afgewezen.

Beslissing

De kantonrechter:
- verklaart het beroep ongegrond.
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Rootring, kantonrechter, bijgestaan door R. Tugo, griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Den Haag, Team Straf en dient door degene die het beroep heeft ingesteld of door zijn gemachtigde te zijn ondertekend.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.