ECLI:NL:RBDHA:2025:6772

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
23 april 2025
Zaaknummer
C/09/673561 / HA RK 24-549
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van staatloosheid van verzoekster met Palestijnse nationaliteit

Op 23 april 2025 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de vaststelling van staatloosheid van een verzoekster, geboren in de Palestijnse Gebieden. De verzoekster, die in het bezit is van een Palestijns paspoort en geboorteakte, heeft op 2 oktober 2024 een verzoekschrift ingediend tot vaststelling van haar staatloosheid. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder correspondentie tussen de verzoekster en de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door mr. C. Wesenbeek. De rechtbank heeft besloten om zonder mondelinge behandeling op het verzoek te beslissen, aangezien het advies van de Staat overeenstemde met het verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster in Nederland woont en onmiddellijk belang heeft bij het verzoek. De beoordeling is gebaseerd op de Wet van 7 juni 2023, die regels bevat voor de vaststelling van staatloosheid. De rechtbank concludeert dat verzoekster niet door enige staat als onderdaan wordt beschouwd, aangezien Nederland de staat Palestina en de Palestijnse nationaliteit niet erkent. De rechtbank heeft daarom de staatloosheid van verzoekster vastgesteld en dit is uitgesproken tijdens de openbare terechtzitting op 23 april 2025.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: HA RK 24-549
Zaaknummer: C/09/673561
Datum beschikking: 23 april 2025

Vaststelling van staatloosheid

Beschikking op het op 2 oktober 2024 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoekster] ,

verzoekster,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.E. Jalandoni te Utrecht.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

DE STAAT DER NEDERLANDEN,

(Ministerie van Justitie en Veiligheid, Immigratie- en Naturalisatiedienst,
verder te noemen “de Staat”),
zetelende te ’s-Gravenhage,
vertegenwoordigd door: mr. C. Wesenbeek.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- de brief van 9 januari 2025 van de Staat;
- het e-mailbericht van 5 februari 2025 van verzoekster;
- het e-mailbericht van 7 februari 2025, met bijlage, van de Staat;
- het e-mailbericht van 4 maart 2025 van verzoekster;
- het e-mailbericht van 2 april 2025 van de Staat.
Omdat het advies van de Staat overeenstemt met wat is verzocht, heeft de rechtbank aanleiding gezien om zonder mondelinge behandeling op het verzoek te beslissen. Partijen hebben hiermee ingestemd.

Verzoek en het advies van de Staat

Het verzoekschrift strekt tot vaststelling van staatloosheid van verzoekster.
De Staat adviseert het verzoek toe te wijzen.

Feiten

De volgende feiten blijken uit het dossier dan wel zijn door de Staat vastgesteld, zodat de rechtbank deze als vaststaand aanneemt.
- Verzoekster is geboren op [geboortedatum] 1963 te [geboorteplaats] , Palestijnse Gebieden.
- De ouders van verzoekster hebben de Palestijnse nationaliteit.
- Aan verzoekster is op 23 januari 2024 een verblijfsvergunning bepaalde tijd
verleend op grond van artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000.
- Verzoekster is in het bezit van een Palestijns paspoort en Palestijnse geboorteakte
waarop staat vermeld dat zij de Palestijnse nationaliteit bezit. Verzoekster is tevens
in het bezit van een UNWRA-document.
- De geboorteakte en het UNWRA-document zijn door Bureau Documenten van de
IND positief beoordeeld op 8 januari 2025.
- Het paspoort van verzoekster is door Bureau Documenten van de IND positief
beoordeeld op 7 februari 2025.

Beoordeling

Juridisch kader
Het verzoek is gebaseerd op artikel 2 van de Wet van 7 juni 2023, houdende regels met betrekking tot de vaststelling van staatloosheid, Staatsblad 2023, 230 (Wet vaststellingsprocedure staatloosheid).
Op basis van lid 1 van genoemd artikel kan een ieder die, buiten een bij enige rechterlijke instantie aanhangige zaak, daarbij onmiddellijk belang heeft en in Nederland zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft, bij deze rechtbank een verzoek indienen tot vaststelling van zijn staatloosheid. Het verzoek kan ook strekken tot de vaststelling dat de betrokkene op een bepaald tijdstip staatloos was. De rechtbank stelt op basis van lid 2 van dit artikel de staatloosheid vast, indien hem niet is gebleken dat de betrokkene door enige staat, krachtens diens wetgeving, als onderdaan wordt beschouwd.
Ontvankelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verzoekster in Nederland woont. Verder is niet in geschil dat verzoekster onmiddellijk belang heeft bij het verzoek tot vaststelling van staatloosheid, zodat zij ontvankelijk is in haar verzoek.
Relevante landen
De rechtbank ziet aanleiding om alleen de Palestijnse Gebieden in haar beoordeling over de staatloosheid van verzoekster te betrekken. Dit omdat verzoekster in het bezit is van een Palestijnse geboorteakte en paspoort. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat verzoekster een andere nationaliteit zou kunnen hebben.
Wordt verzoekster als onderdaan van de Palestijnse gebieden beschouwd?
Gelet op de door verzoeker overgelegde documenten – welke documenten echt zijn bevonden – is het aannemelijk dat verzoekster in het bezit is van de Palestijnse nationaliteit. Uit het ‘Algemeen Ambtsbericht Palestijnse Gebieden’ (april 2022) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de ‘Werkinstructie SUA’ van 11 december 2020 van de IND (nummer en titel: WI 2020/19 Palestijnen, hierna te noemen: de Werkinstructie) volgt dat Nederland de staat Palestina, en dus ook de Palestijnse nationaliteit, niet erkent. Voor Nederland gelden Palestijnen uit de Palestijnse gebieden daarom als staatloos.
Conclusie
De rechtbank stelt vast dat niet is gebleken dat verzoekster door enige staat, krachtens diens wetgeving, als onderdaan wordt beschouwd, zodat de staatloosheid van verzoekster kan worden vastgesteld.

Beslissing

De rechtbank:
stelt vast dat verzoekster staatloos is.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.S.F. de Nijs, rechter, bijgestaan door mr. P. Hillebrand als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 april 2025.