ECLI:NL:RBDHA:2025:6846

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
NL24.31760
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Guinese eiser met verblijf in Ghana, niet-ontvankelijk verklaard door verweerder

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 april 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Guinese nationaliteit, had op 13 maart 2023 asiel aangevraagd in Nederland, maar zijn aanvraag werd door de minister van Asiel en Migratie op 6 augustus 2024 niet-ontvankelijk verklaard, omdat verweerder Ghana als een veilig derde land beschouwde. Eiser had in Ghana gewoond en verweerder ging ervan uit dat hij daar opnieuw zou kunnen worden toegelaten. Eiser heeft echter aangevoerd dat hij in Ghana niet veilig is, omdat hij daar bedreigd is door militairen en dat hij geen bescherming kan krijgen van de Ghanese autoriteiten. Tijdens de zitting op 3 april 2025 heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder onvoldoende doorgevraagd heeft naar de situatie van eiser in Ghana en dat de hoormedewerker niet de juiste vragen heeft gesteld over de mogelijkheid van eiser om zich daar te vestigen. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit in strijd is met de zorgvuldigheidseisen en vernietigt het besluit van verweerder. De rechtbank oordeelt dat de aanvraag ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard en geeft verweerder de opdracht om binnen zestien weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.814.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.31760

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Jankie),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verweerder
(gemachtigde: mr. J. Visschers).

Procesverloop

Met het besluit van 6 augustus 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard. [1]
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep op 3 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [datum] 2002 en heeft de Guinese nationaliteit. Eiser heeft op 13 maart 2023 asiel aangevraagd in Nederland.
2. Verweerder heeft eisers asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard, omdat volgens hem Ghana een veilig derde land is. Verweerder neemt aan dat eiser een band heeft met Ghana omdat hij een periode van anderhalf jaar voor zijn vertrek naar Nederland in Ghana heeft gewoond. Volgens verweerder is het aannemelijk dat eiser opnieuw tot Ghana wordt toegelaten. Eiser heeft namelijk de Guinese nationaliteit en onder de ECOWAS-overeenkomst [2] heeft eiser vrije toegang tot Ghana en kan hij zich daar vestigen. Verweerder volgt niet dat eiser in Ghana bedreigd is door Ghanese en Guinese mensen en dat fysiek geweld tegen hem is gebruikt. Ook wordt niet gevolgd dat hij geen bescherming kan krijgen van de Guinese autoriteiten. Eiser heeft pas in de zienswijze deze gestelde problemen in Guinee naar voren gebracht. Tijdens zijn gehoor heeft eiser hierover niet verklaard, hoewel hij daartoe voldoende in de gelegenheid is gesteld. De door eiser overgelegde rapporten [3] geven geen aanleiding voor een ander oordeel.
3. Eiser stelt zich in beroep op het standpunt dat de aanvraag ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Eiser is vanuit Guinee naar Ghana gevlucht vanwege de problemen van zijn vader als lid van de politieke partij RPG [4] . Militairen hebben bij een inval zijn vader mishandeld en later is zijn vader opgepakt en gedetineerd. Eiser is ook met de dood bedreigd door deze militairen en om die reden is hij gevlucht. Eiser stelt dat hij in Ghana niet veilig is, juist vanwege het vrije verkeer tussen Ghana en Guinee. Eiser is in Ghana vanwege deze problemen ook meerdere keren bedreigd. Hij heeft geprobeerd hulp van de Ghanese autoriteiten in te roepen, maar zij hebben aangegeven eiser niet te willen helpen. Verweerder werpt ten onrechte tegen dat eiser over deze problemen in Ghana niet heeft verklaard in zijn gehoor. Eiser heeft namelijk wel verklaard dat Ghana voor hem niet veilig was. Het gehoor zag bovendien toe op eisers problemen in Guinee.
De rechtbank overweegt als volgt.
4. Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw kan een asielaanvraag niet-ontvankelijk worden verklaard als een derde land voor de vreemdeling als veilig derde land kan worden beschouwd. Op grond van artikel 3.106a, tweede en derde lid, van het Vb [5] wordt een asielaanvraag slechts op die grond niet-ontvankelijk verklaard indien een vreemdeling een zodanige band heeft met het betrokken derde land dat het voor hem redelijk zou zijn naar dat land te gaan. Bij de beoordeling of sprake is van een zodanige band worden alle relevante feiten en omstandigheden betrokken, waaronder begrepen de aard, duur en omstandigheden van het eerder verblijf.
5. Bij de vraag of een veilig derde land ten aanzien van de individuele aanvrager als veilig moet worden beschouwd, vormt het relaas van de aanvrager het uitgangspunt. De vreemdeling moet duidelijk maken wat er aan de hand is en hoe dat past in de context van het betreffende land. De bewijslastverdeling ligt hier echter niet eenzijdig bij de vreemdeling. Artikel 3.113, tweede lid, van het Vb verplicht verweerder dat, indien hij voornemens is een aanvraag niet-ontvankelijk te verklaren op grond van artikel 30a van de Vreemdelingenwet, de vreemdeling tijdens het nader gehoor in de gelegenheid wordt gesteld zijn standpunt uiteen te zetten over de toepassing van de in artikel 30a, eerste lid,
van de Vw bedoelde gronden op zijn specifieke omstandigheden. Ook is in de WI 2021/13 [6] van verweerder in paragraaf 4.3 opgenomen dat een hoormedewerker vragen stelt over de verblijfsmogelijkheden elders in het land van herkomst of in andere landen. Indien van toepassing dient daar goed op doorgevraagd te worden.
6. De rechtbank stelt het volgende vast. Uit het verslag van het nader gehoor van 23 maart 2023 volgt allereerst dat de hoormedewerker voor aanvang van het gehoor aan eiser heeft uitgelegd dat dat gehoor ziet op de redenen waarom eiser zijn land van herkomst (Guinee) heeft verlaten. In paragraaf 4.3 van dat gehoor, waar de werkinstructie over gaat, is door de hoormedewerker alleen gevraagd aan eiser of hij in een ander deel van Guinee een veilig onderkomen kan vinden. Er is niet gevraagd aan eiser of hij zich in een ander land, bijvoorbeeld Ghana zou kunnen vestigen. Op pagina 17 van het nader gehoor vraagt verweerder wel om welke redenen eiser geen asiel heeft aangevraagd in Ghana. Eiser verklaart dan ‘
Daar ben ik ook niet veilig. Ik wilde daar geen asielaanvragen want daar ben ik ook niet in veiligheid’.Verder heeft eiser op pagina 14 van het nader gehoor verklaard dat in Afrika overal spionnen zijn en zij hem daarom kunnen vinden in Ghana. Door verweerder is op deze verklaringen van eiser niet doorgevraagd. In strijd met zijn eigen werkinstructie heeft verweerder aan eiser geen gerichte vragen gesteld over de mogelijkheid voor eiser om zich opnieuw te vestigen in Ghana en is niet doorgevraagd op verklaringen van eiser die er blijk van geven dat Ghana voor hem mogelijk niet veilig is. De stelling van verweerder dat eiser in het gehoor uitgebreid in de gelegenheid is gesteld om te verklaren over zijn gestelde problemen in Ghana volgt de rechtbank dan ook niet. Hoewel het uitgangspunt is dat eiser zelf verklaart over de door hem ondervonden problemen, ziet de rechtbank in dit geval aanleiding om af te wijken van dat uitgangspunt. In dit geval kon van eiser niet verlangd worden dat hij zelfstandig de gelegenheid zou nemen om te verklaren over zijn gestelde problemen in Ghana, nu eiser voorafgaand aan het gehoor duidelijk is medegedeeld dat het gehoor ziet op de redenen waarom eiser niet kan terugkeren naar zijn land van herkomst en de door verweerder gestelde vragen daarop waren geconcentreerd. De rechtbank concludeert dat verweerder conform zijn eigen werkinstructie onvoldoende heeft vastgesteld of eiser zich kon begeven naar een ander land om zich aan de gestelde problemen in Guinee te onttrekken, terwijl eiser voldoende aanknopingspunten naar voren heeft gebracht waaruit mogelijk volgt dat het voor eiser niet veilig is om terug te keren naar Ghana. Voorgaande betekent dat het bestreden besluit in strijd is met samenwerkingsplicht [7] en onzorgvuldig is voorbereid.

Conclusie en gevolgen

7. Verweerder heeft de aanvraag ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat verweerder een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor zestien weken.
8. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814 omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 6 augustus 2024;
- draagt verweerder op binnen zestien weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814 aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan op 22 april 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Economic Community of West African States.
3.Country Report on Human Rights Practices: Ghana van US Department of State van 12 april 2022 en 23 april 2024 en een rapport van Amnesty International van 27 maart 2023.
4.Rally of the Guinean People.
5.Vreemdelingenbesluit 2000.
6.Werkinstructie 2021/13 Nader gehoor
7.Artikel 4, eerste lid, van de Kwalificatierichtlijn.