ECLI:NL:RBDHA:2025:6848

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
NL25.4265
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag na vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 april 2025 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, die was afgewezen door de minister van Asiel en Migratie. Eiser had beroep ingesteld tegen dit besluit, maar verscheen niet op de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 18 februari 2025 met onbekende bestemming is vertrokken, zoals door verweerder was meegedeeld in een brief van 7 maart 2025. De gemachtigde van eiser heeft aangegeven dat zij geen contact meer kon krijgen met eiser sinds 5 februari 2025 en dat zij niet ter zitting zou verschijnen. De rechtbank concludeert dat eiser geen procesbelang meer heeft bij zijn beroep, aangezien hij kennelijk geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht. Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard en eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.4265
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. K.S. Kort),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. J.R. Vreijsen).

Procesverloop

Bij besluit van 22 januari 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 17 april 2025 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij zijn beroep
2. Bij brief van 7 maart 2025 heeft verweerder meegedeeld dat eiser op 18 februari 2025 met onbekende bestemming is vertrokken. Ter onderbouwing hiervan heeft verweerder een schermafbeelding van zijn registratieprogramma overgelegd.
3. De gemachtigde van eiser heeft desgevraagd op 14 maart 2025 en op 7 april 2025 meegedeeld dat zij voor het laatst contact heeft gehad met eiser op 5 februari 2025 en dat het haar vervolgens niet meer is gelukt om eiser te bereiken. De gemachtigde van eiser heeft vervolgens bij bericht van 16 april 2025 aan de rechtbank meegedeeld dat zij opnieuw getracht heeft om contact te krijgen met eiser, maar dat zij daar niet is in geslaagd en dat zij niet ter zitting zal verschijnen.
4. Gelet op de toelichting van de gemachtigde van eiser neemt de rechtbank aan dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming. Gelet hierop heeft eiser geen rechtens te beschermen procesbelang bij een beoordeling van het door hem ingestelde beroep.
5. Het beroep van eiser is daarom niet-ontvankelijk.
6. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 april 2025 door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en geanonimiseerd gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.