Uitspraak
Rechtbank den haag
1.ANVR: Algemene Nederlandse Vereniging van Reisondernemingen te Leusden,
1.Prijsvrij.nl B.V. te ’s-Hertogenbosch,
1.De procedure
2.De incidenten tot voeging
3.De feiten
“reclame over de producten en diensten fossiele brandstoffen, vliegvakanties, vliegtickets, grijze stroomcontracten, gascontracten, cruisereizen of auto’s met een fossiele of hybride brandstofmotor”.
4.Het geschil
primairhet Reclameverbod buiten werking te stellen en
subsidiairde Gemeente te verbieden om (geheel of gedeeltelijk) uitvoering te geven aan het Reclameverbod, op straffe van een dwangsom en met veroordeling van de Gemeente in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente, en in de nakosten.
5.De beoordeling van het geschil
onmiskenbaar onverbindendis wegens strijd met hogere regelgeving of algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Dit vloeit voort uit het bepaalde in artikel 94 van de Grondwet en uit vaste jurisprudentie (vgl. HR 1 juli 1983, ECLI:NL:HR:1983:AD5666). Ook hieruit volgt dat bij de beoordeling van de vorderingen van de ANVR en TUI terughoudendheid geboden is.
“iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen”.Het Reclameverbod is daarom in strijd met artikel 7 van de Grondwet en is daarmee onmiskenbaar onverbindend, aldus de ANVR en TUI.
economischebelangen van de consument beschermd tegen oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen ten opzichte van consumenten. De Gemeente heeft in dit verband verwezen naar de door de Europese Commissie gepubliceerde Richtsnoeren voor de tenuitvoerlegging van de Richtlijn OHP, waarin is opgenomen dat deze richtlijn niet van toepassing is op nationale regels voor de bescherming van belangen die niet van economische aard zijn en dat de richtlijn daarom niet van invloed is op de mogelijkheid van de lidstaten om regels inzake handelspraktijken vast te stellen met het oog op gezondheid, veiligheid of milieubescherming. De Gemeente heeft voldoende onderbouwd dat met het Reclameverbod niet wordt beoogd om economische belangen van consumenten te beschermen, maar dat het tot doel heeft om de negatieve effecten van klimaatverandering zoveel mogelijk te voorkomen en om de gezondheid van de inwoners en bezoekers van Den Haag te beschermen. Tegen de achtergrond van het voorgaande hebben de ANVR en TUI niet aannemelijk gemaakt dat het Reclameverbod binnen de werkingssfeer van de Richtlijn OHP valt. Anders dan de ANVR en TUI hebben gesteld is het Reclameverbod dan ook niet onmiskenbaar onverbindend vanwege strijdigheid met deze richtlijn.
Keck en Mithouarden HvJEU 8 maart 2001; ECLI:EU:C:2001:135
Gourmet) gelijk moet worden gesteld aan een maatregel van gelijke werking, aldus de ANVR en TUI. Zij hebben daarbij toegelicht dat het Reclameverbod een selectief karakter heeft nu het niet toepasselijk is op alle marktdeelnemers en dat Nederlandse marktdeelnemers worden bevoordeeld ten opzichte van buitenlandse marktdeelnemers, omdat toetreding tot de markt voor hen wordt bemoeilijkt. Volgens de ANVR en TUI rechtvaardigt artikel 36 VWEU, op grond waarvan kwantitatieve invoerbeperkingen zijn toegelaten ter bescherming van de gezondheid en het leven van onder meer personen, het Reclameverbod evenmin, omdat de Gemeente geen deugdelijke onderbouwing heeft gegeven van de positieve bijdrage die het Reclameverbod levert aan die bescherming.
pressing social needom de vrijheid van meningsuiting te beperken, of die beperking proportioneel is en of de redenen voor de beperking
relevant and sufficientzijn. Zoals hiervoor in 5.15. al is overwogen heeft de Gemeente voldoende onderbouwd dat het Reclameverbod kan bijdragen aan het dienen van een legitiem doel, namelijk het beschermen van de gezondheid en het leveren van een bijdrage aan het beperken van de negatieve gevolgen van klimaatverandering, en dat het Reclameverbod proportioneel is. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de Gemeente hiermee ook voldoende heeft onderbouwd dat is voldaan aan de voorwaarden voor een beperking van de vrijheid van meningsuiting zoals bedoeld in artikel 10 EVRM. De Gemeente heeft immers voldoende concreet gemaakt dat het Reclameverbod, binnen de mogelijkheden van de Gemeente, een bijdrage kan leveren aan het tegengaan van de effecten van klimaatverandering en aan het verbeteren van de gezondheid van de inwoners en bezoekers van Den Haag. Daarbij heeft de Gemeente toegelicht dat het Reclameverbod alleen ziet op reclame voor fossiele producten en diensten. Dit betekent dat het (de leden van) de ANVR en TUI onverminderd vrij staat om in de Haagse openbare ruimte reclame te blijven maken voor andersoortige reizen en/of hun naamsbekendheid verder te vergroten via reclame met hun naam/logo. Daarbij komt dat de ANVR en TUI via andere kanalen (zoals radio, tv en internet) gewoon fossiele reclame kunnen blijven maken. Daarmee heeft de Gemeente voldoende onderbouwd dat het Reclameverbod in de gegeven omstandigheden voldoet aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.