In deze zaak hebben eisers op 25 juli 2024 een aanvraag ingediend voor een machtiging voor voorlopig verblijf. Op 27 februari 2025 hebben zij beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie. De rechtbank heeft dit beroep op 17 april 2025 gegrond verklaard en de minister opgedragen om vóór 30 november 2026 een besluit te nemen, met een dwangsom van € 100,- per dag bij overschrijding van deze termijn, tot een maximum van € 7.500,-. Op 11 maart 2025 hebben eisers opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. In deze uitspraak heeft de rechtbank op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting beslist. De rechtbank heeft ambtshalve beoordeeld of eisers procesbelang hebben bij hun tweede beroep. De rechtbank concludeert dat dit procesbelang ontbreekt, omdat eisers met hun tweede beroep niet meer kunnen bereiken dan met het eerste beroep. Daarom is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.