Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.Samenvatting van de zaak
2.De procedure
- de dagvaarding van 11 oktober 2024, met producties 1 t/m 25,
- de conclusie van antwoord van 11 december 2024, met producties A t/m C,
- het tussenvonnis van 15 januari 2025, waarbij een mondelinge behandeling is bevolen,
- de akte overlegging producties tevens wijziging van eis, met producties 26 t/m 40.
3.De feiten
4.Het geschil
5.De beoordeling
De concrete verwijten van [eiser] aan de Gemeente
eindigt op het moment dat het project overeenkomstig de goedgekeurde plannen is gereedgekomen(cursivering rechtbank) en de exploitant ( [eiser] ) zijn betalingsverplichtingen uit hoofde van de overeenkomst volledig heeft voldaan. [eiser] wijst op de schuingedrukte passage. Ter zitting heeft [eiser] nog aangevuld dat in het voortraject, bij het opstellen van de Anterieure overeenkomst, is besproken dat een beperkte gebiedsvisie nodig zou zijn en ook door de Gemeente zou worden opgesteld.
kantoezeggen, en dat ook niet wilde doen. Rekening moet immers worden gehouden met het duale stelsel binnen de Gemeente, waarbij sommige bevoegdheden bij het College liggen maar andere weer bij de gemeenteraad. Zo heeft het College de bevoegdheid om in het kader van grondexploitatie – zoals hier – een privaatrechtelijke overeenkomst met een grondeigenaar aan te gaan, maar rust de (publiekrechtelijke) bevoegdheid tot vaststelling van het bestemmingsplan bij de gemeenteraad. De Gemeente heeft in artikel 4.1. ook kenbaar op de uit die bevoegdheidsverdeling voortvloeiende beperkingen gewezen, door te vermelden dat zij zich ‘met inachtneming van haar publiekrechtelijke bevoegdheid’ bereid verklaart om medewerking te verlenen aan het bouwplan. Daarnaast heeft de Gemeente in artikel 4.2 aansprakelijkheidsbeperkingen opgenomen voor het geval niet de benodigde goedkeuring van andere overheidsinstanties wordt verkregen of bestuursrechtelijke rechtsmiddelen van derden tot vernietiging van het bestemmingsplan leiden. Ook daaruit volgt duidelijk dat de Gemeente geen resultaatsverbintenis op zich neemt. Het beroep van [eiser] op artikel 20 leidt niet tot een ander oordeel. Dit artikel regelt alleen de looptijd van de Anterieure overeenkomst, en beoogt niet nader in te vullen welke verplichtingen partijen in het kader van die overeenkomst hebben. In dit artikel kan dus niet worden gelezen dat de Gemeente – anders dan uit artikel 4.1 blijkt – een resultaatsverplichting op zich neemt om voor een goedgekeurd project te zorgen.
condicio sine qua non-verband).
- de vaststaande omstandigheid dat in 2024 onvoldoende steun was te vinden in de ‘nieuwe’ gemeenteraad voor de Gebiedsvisie [straatnaam 1] / [straatnaam 2] omdat het plan zou leiden tot verdere verdichting van het gebied en in strijd zou zijn met het programma Groene Zone,
- de omstandigheid dat de ‘oude’ gemeenteraad – zo blijkt uit haar stellingen in de bestuursrechtelijke procedure maar ook de motie van 26 januari 2021 – het behoud van groen en de openheid van het gebied eveneens belangrijk vond,
- de gemotiveerde stelling van de Gemeente dat de raad destijds alleen voor dit bouwplan een uitzondering wilde maken en die uitzondering al moeizaam door de raad kwam, en
- de onweersproken omstandigheid dat met de gebiedsvisie niet op één maar op drie locaties een bebouwing aan het gebied zou worden toegevoegd.
condicio-sine-qua-non) verband bestaat tussen de door hem geleden schade en de schending van de inspanningsplicht die hij aan de Gemeente verwijt. Ook als de Gemeente had gedaan wat [eiser] bepleit en lopende de beroepsprocedure een beperkte Gebiedsvisie [straatnaam 1] / [straatnaam 2] had opgesteld, had dat de uitkomst van de beroepsprocedure niet anders gemaakt. Ook dan had hij zijn bouwplan niet kunnen realiseren.