ECLI:NL:RBDHA:2025:691

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
21 januari 2025
Zaaknummer
NL24.46185
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H. Hanssen - Telman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing opvolgende asielaanvraag van Nigeriaanse eiser met vrees voor mensenhandel en wraak van invloedrijke familie

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van een Nigeriaanse eiser tegen de afwijzing van zijn opvolgende asielaanvraag beoordeeld. Eiser, die op 1 november 2023 een aanvraag indiende, stelt dat hij vreest voor wraak van de familie van een vrouw die hij per ongeluk heeft gedood tijdens het jagen. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 15 november 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 14 januari 2025 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiser als de minister aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de minister de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig acht, maar de vrees voor wraak van de familie en de problemen met een mensenhandelaar niet geloofwaardig vindt. Eiser heeft eerder asielaanvragen ingediend, maar de rechtbank oordeelt dat hij zijn vrees voor de familie van de vrouw niet aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van de minister, maar laat de rechtsgevolgen in stand, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag blijft staan. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.814,- toegewezen.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van asielmotieven en de rol van objectieve documenten in het onderbouwen van claims. De rechtbank wijst erop dat de minister niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de problemen met de mensenhandelaar niet geloofwaardig zijn, maar besluit toch de afwijzing van de aanvraag in stand te laten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.46185

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. T. Bruinsma)
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. N. Mikolajczyk).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn opvolgende asielaanvraag. Eiser stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . Hij heeft op 1 november 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 15 november 2024 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 14 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.

Overwegingen

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de opvolgende asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Eerdere asielaanvragen van eiser
4. Op 6 mei 2019 heeft eiser voor het eerst een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Bij besluit van 21 oktober 2019 heeft de minister die aanvraag niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), omdat uit Eurodac is gebleken dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers verzoek om internationale bescherming op grond van de Dublinverordening. De rechtbank, zittingsplaats Haarlem, heeft bij uitspraak van 21 november 2019 [1] het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen zijn asielaanvraag ongegrond verklaard.
5. Eiser heeft op 5 januari 2021 een nieuwe asielaanvraag ingediend. Hieraan heeft hij ten grondslag gelegd dat hij in 2016 tijdens het jagen per ongeluk een invloedrijke vrouw, [naam 2] , heeft geraakt met een kogel waardoor zij is overleden. Eiser vreest voor de familie van de vrouw die wraak wil nemen. Na eisers vertrek uit Nigeria is zijn ouderlijk huis vernield. Eiser heeft van zijn oom gehoord dat de familie van de vrouw hierachter zit en de familie van eiser bedreigt. Daarbij zoekt de politie eiser vanwege zijn betrokkenheid bij de dood van de vrouw. Eisers oom zou een arrestatiebevel hebben gekregen waaruit één en ander zou blijken. De familie van de vrouw is invloedrijk en eiser vreest dat zij wraak neemt door de politie om te kopen en eiser door de politie te laten mishandelen of vermoorden. De politie heeft na de dood van de vrouw familieleden van eiser opgepakt en mishandeld. Gelet op de machtspositie van de familie, loopt eiser bij terugkeer het risico op een onmenselijke behandeling.
5.1.
In het besluit van 24 januari 2022 heeft de minister de identiteit, nationaliteit en de herkomst van eiser geloofwaardig geacht. Ook gaat de minister ervan uit dat eiser per ongeluk een vrouw heeft geraakt tijdens het jagen en dat zij is overleden. De bedreigingen door de familie van de vrouw acht de minister niet geloofwaardig, evenmin als de verklaring dat de familie de politie zou gebruiken om eiser te bedreigen. Nu eiser geen documenten heeft overgelegd, is niet aannemelijk geworden dat hij in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staat. De minister heeft de aanvraag daarom afgewezen. De rechtbank, zittingsplaats Zwolle, heeft bij uitspraak van 7 april 2022 [2] het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag ongegrond verklaard.
6. Op 17 mei 2022 heeft eiser een derde asielaanvraag ingediend. Deze aanvraag is, op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000 met het besluit van 15 juni 2023 buiten behandeling gesteld, omdat uit informatie van het Centraal Orgaan Asielzoekers is gebleken dat eiser op 17 januari 2023 met onbekende bestemming is vertrokken.
Huidige asielaanvraag
7. Eiser heeft op 1 november 2023 opnieuw asiel aangevraagd. Ter onderbouwing van zijn herhaalde aanvraag heeft eiser een tweetal documenten overgelegd, te weten een politierapport, gedateerd op 9 juni 2016, en een affidavit van zijn oom, gedateerd op 25 juni 2016. Voorts heeft eiser aangevoerd dat hij vreest voor een mensenhandelaar die hij nog veel geld verschuldigd is en die naar hem op zoek is.
Het bestreden besluit
8. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
  • Eisers identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • Eisers problemen met de autoriteiten in Nigeria vanwege de dood van de vrouw;
  • Eisers problemen betreffende de vermeende mensenhandel.
De minister stelt zich op het standpunt dat eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig zijn. Eisers problemen met de autoriteiten van Nigeria acht de minister niet geloofwaardig. Ten aanzien van de overgelegde documenten merkt de minister op dat hieraan niet de waarde kan worden toegekend die eiser eraan gehecht wil zien, omdat uit onderzoek van Bureau Documenten is gebleken dat er geen echtheidsoordeel aan deze documenten kan worden toegekend. Verder blijkt uit de inhoud van het politierapport niet dat eiser vervolgd zal worden. Bovendien gaat het hier om een commuun delict dat niet kan worden herleid tot één van de gronden van het Vluchtelingenverdrag, tenzij er sprake is van een onevenredige bestraffing of discriminatoire maatregel. Dat laatste heeft eiser niet aangetoond. Uit het overgelegde affidavit blijkt niet dat eiser persoonlijk problemen heeft. Volgens eisers eigen verklaringen worden er vaker arrestaties verricht om in kaart te brengen wat zich heeft afgespeeld. Eisers problemen met de mensenhandelaar worden ook niet geloofwaardig bevonden. Dit omdat eiser zijn verklaringen niet heeft onderbouwd met objectieve documenten en zijn verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. Zo wordt eiser tegengeworpen dat hij niet eerder heeft aangevoerd dat hij vreest voor de mensenhandelaar en vindt de minister zijn verklaringen vaag, summier, ongerijmd en tegenstrijdig.
Gronden
9. Eiser stelt zich in de gronden allereerst op het standpunt dat hij de gelegenheid zou moeten krijgen om een deskundige in te schakelen die de echtheid van de door hem overgelegde documenten zal kunnen aantonen. Verder is de minister er volgens eiser ten onrechte aan voorbijgegaan dat Nigeria een gecorrumpeerd rechtssysteem kent waarbij het voor de uitkomst van een procedure vooral van belang is wie de machtigste partij in het conflict. Ten aanzien van eisers vrees voor de mensenhandelaren is de minister ten onrechte voorbijgegaan aan de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 23 november 2023. [3] In die uitspraak heeft de Afdeling geoordeeld dat slachtofferschap van mensenhandel in Nigeria een reëel asielmotief kan zijn dat dient te worden beoordeeld. De motivering in het bestreden besluit schiet tekort. Dat eiser niet eerder over zijn vrees voor de mensenhandelaar heeft gesproken komt, omdat deze problemen niet de aanleiding vormden van zijn vertrek uit Nigeria. Tijdens zijn eerdere asielaanvraag heeft eiser zich geconcentreerd op de reden voor zijn vlucht.

Beoordeling door de rechtbank

Documenten
10. Ten aanzien van de tijdens deze procedure overgelegde documenten stelt de rechtbank vast dat de gemachtigde van eiser ter zitting heeft aangegeven dat deze niet kunnen leiden tot een ander oordeel over asielmotief 2 dan dat gegeven is door de rechtbank, zittingsplaats Zwolle, in haar uitspraak van 7 april 2022, namelijk dat eiser de vrees voor de familie van het slachtoffer niet aannemelijk heeft gemaakt. Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank dat de vraag of eiser tijd had moeten krijgen om een contra-expertise te laten verrichten buiten beschouwing kan blijven nu ook naar eisers eigen inzicht deze contra-expertise niet zal kunnen leiden tot een andere uitkomst en eiser ook geen stappen heeft ondernomen om alsnog een contra-expertise op te starten.
Vrees voor mensenhandelaren
11. Met betrekking tot zijn vrees voor de mensenhandelaar heeft eiser verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 23 november 2023. Uit deze uitspraak volgt dat bij gebrek aan nadere informatie niet is uitgesloten dat de passage op pagina 88 van het Algemeen ambtsbericht over Nigeria van januari 2023 zo moet worden gelezen dat alle terugkerende slachtoffers van mensenhandel in Nigeria het risico lopen op represailles van mensenhandelaren. Daarbij is van belang dat uit het ambtsbericht blijkt dat mensensmokkel- en mensenhandelnetwerken vanuit Nigeria onderling zeer verbonden zijn van begin tot het einde van de route en dat de uitbuiter in het buitenland meestal (indirect) in contact staat met de familie van het slachtoffer.
12. De rechtbank is van oordeel dat de minister de problemen betreffende de mensenhandelaar niet heeft hoeven volgen. Daarbij heeft de minister allereerst mogen betrekken dat eiser dit asielmotief pas laat heeft aangevoerd. Nu deze problemen zijn ontstaan bij zijn vlucht van Nigeria naar Europa had eiser deze tijdens zijn asielaanvraag van 5 januari 2021 naar voren moeten brengen. Voor zover eiser meent dat een hem opgelegde voodoo eed het hem onmogelijk maakte om hier eerder over te verklaren, heeft de minister dit argument niet hoeven volgen alleen al omdat uit het Algemeen ambtsbericht over Nigeria van januari 2023 blijkt dat iedereen die op dergelijke wijze onder ede is gesteld hiervan, door tussenkomst van de Oba (koning) van Benin, in maart 2018 is vrijgesteld. Eiser heeft dat in zijn gehoor ook zelf verklaard.
13. Verder heeft de minister zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat eisers verklaringen over de mensenhandelaar summier en ongerijmd zijn. Eiser heeft over de mensenhandelaar, waarmee hij de zevenhonderd kilometer lange reis van Auchi naar Kano heeft gemaakt, niet meer weten te vertellen dan dat hij [naam 3] heet en in een grote auto rijdt. Ook zegt eiser van deze [naam 3] , hoewel hij hem 80.000 euro schuldig is, na 2019 niets meer te hebben gehoord en is [naam 3] na augustus 2023 niet meer bij eisers ouderlijk huis langs geweest. Dit terwijl eiser tegelijkertijd heeft verklaard dat de mensenhandelaar zijn ouders familie blijft lastigvallen. Deze omstandigheden maken dat de minister, zoals door de gemachtigde ter zitting is toegelicht, eisers verklaringen onvoldoende heeft mogen achten en op basis daarvan de gestelde mensenhandel niet aannemelijk heeft kunnen vinden.
14. Hoewel de minister in het bestreden besluit heeft geconcludeerd dat de problemen met de mensenhandelaar niet geloofwaardig zijn geacht, heeft de minister eerst ter zitting uiteengezet dat zij op basis van de tegenwerpingen meent dat überhaupt niet geloofwaardig is dat eiser met behulp van de genoemde mensenhandelaar zijn land heeft verlaten. Daarom is er, in het licht van de door eiser aangehaalde uitspraak van de Afdeling, sprake van een motiverings- en zorgvuldigheidsgebrek in het bestreden besluit. De rechtbank ziet echter, in de door de gemachtigde van de minister ter zitting gegeven toelichting, aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten op grond van artikel 8:72, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht.

Conclusie en gevolgen

15. Nu er aan het bestreden besluit een motiverings- en zorgvuldigheidsgebrek kleeft, is eisers beroep gegrond. Het besluit zal worden vernietigd, maar de rechtgevolgen daarvan worden in stand gelaten. Dit betekent dat de minister geen nieuw besluit hoeft te nemen, maar dat de afwijzing van de aanvraag blijft staan.
16. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een proceskostenvergoeding. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende bijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,-
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen - Telman, rechter, in aanwezigheid van mr. P.C.J. Lindeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.NL19.25115
2.NL22.1503