ECLI:NL:RBDHA:2025:6966
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beslissing over proceskostenveroordeling na intrekking beroep wegens tijdige beslissing door verweerder
In deze zaak heeft verzoekster, een B.V., een herbeoordelingsverzoek ingediend in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) voor haar (ex-)werknemer. Na een periode van inactiviteit heeft verzoekster verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, in gebreke gesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op haar verzoek. Verzoekster heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing. Op 14 maart 2025 heeft verweerder uiteindelijk een beslissing genomen, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken. Ze heeft echter verzocht om een proceskostenveroordeling, wat verweerder niet heeft betwist, mits het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) in acht wordt genomen.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster het beroep heeft ingetrokken omdat verweerder aan haar verzoek is tegemoetgekomen. Hierdoor heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen. De proceskosten zijn vastgesteld op € 453,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarnaast heeft de rechtbank verweerder verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 371,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, en is openbaar uitgesproken op 17 april 2025.