Beoordeling door de rechtbank
1. Eiser stelt dat hij de Algerijnse nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [geboortedatum] 2001.
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
3. Eiser voert aan dat terugkeer naar Algerije niet mogelijk is. Eiser betoogt dat er bij terugkeer gegronde vrees is voor onmenselijke behandeling (en een risico op refoulement). Zijn vader is namelijk door de politie in Algerije om het leven gebracht en zijn gehele familie bevindt zich in een verdachte en onveilige situatie. Daarnaast zal terugkeer onomkeerbare gevolgen hebben voor zijn gezondheidstoestand, omdat in Algerije niet de nodige zorg aanwezig is. Ook zal terugkeer in strijd zijn met artikel 8 van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM). Eiser heeft een vrouw en kind in Spanje en staat in Spanje ook ingeschreven.
4. De rechtbank overweegt als volgt. Er is niet gebleken dat eiser een verblijfsrecht heeft in Spanje. Eiser heeft op 20 februari 2025 asiel aangevraagd. Eiser is dus terecht op de grondslag voor asielzoekers (artikel 59b, eerste lid, van de Vw) in bewaring gesteld. Terugkeer naar Algerije was tijdens deze bewaring niet aan de orde. De beroepsgrond van eiser dat terugkeer naar Algerije niet mogelijk is, behoeft alleen al daarom geen nadere bespreking en beoordeling.
Indienen lp-aanvraag
5. Eiser voert aan dat de minister geen aanvraag voor een laissez-passer (lp) mocht indienen op 21 februari 2025 bij de Algerijnse autoriteiten, omdat de asielprocedure toen nog liep.
6. De rechtbank overweegt als volgt. De gemachtigde van de minister heeft op de zitting erkend dat er ten onrechte op dat moment een lp-aanvraag is ingediend, maar heeft betoogd dat eiser hierdoor niet is benadeeld. In de lp-aanvraag staat namelijk niet vermeld dat eiser een asielaanvraag heeft ingediend en eiser heeft later zijn asielaanvraag weer ingetrokken, waaruit blijkt dat hij niet vreest voor de Algerijnse autoriteiten. De rechtbank kan de minister volgen in het standpunt dat eiser niet is benadeeld, omdat hij later (op 6 maart 2025) zijn asielaanvraag weer heeft ingetrokken.
Gronden van de maatregel van bewaring
7. De rechtbank beoordeelt eerst of eiser op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw, in bewaring mocht worden gesteld.
8. In de maatregel van bewaring heeft de minister overwogen dat de bewaring noodzakelijk was met het oog op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor beoordeling van een asielaanvraag, vanwege een risico op onttrekking op het toezicht op vreemdelingen. De minister heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit; en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
9. De rechtbank stelt vast dat eiser de gronden niet heeft betwist. De rechtbank is van oordeel dat de gronden feitelijk juist en voldoende gemotiveerd zijn. Daaruit volgt ook het risico dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken.
10. Nu de maatregel van bewaring mocht worden opgelegd op de grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw, behoeft de andere grondslag van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw geen bespreking.
11. Eiser stelt dat de minister had moeten volstaan met een lichter middel dan de maatregel van bewaring. Eiser voert daartoe aan dat hij het besluit van 21 juli 2024 niet heeft ontvangen, en dus niet wist dat hij moest vertrekken. Daarnaast heeft hij een vrouw en kind in Spanje en staat hij ook in Spanje ingeschreven. Ook heeft hij ernstige gezondheidsklachten: hij is verslaafd en heeft psychische problemen. In detentie krijgt hij niet de nodige medicatie en behandeling.
12. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende heeft gemotiveerd dat niet kon worden volstaan met een lichter middel. Uit de gronden van de maatregel van bewaring en de motivering daarvan volgt dat er een risico was dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Verder blijkt uit het dossier dat het besluit van 21 juli 2024 ter inzage is gelegd in [plaats] , omdat eiser met onbekende bestemming was vertrokken en er geen gemachtigde bekend was. Het besluit is daarmee op de juiste wijze bekend gemaakt en eiser had dus op de hoogte kunnen zijn van zijn vertrekplicht. Verder is niet gebleken dat eiser een verblijfsrecht heeft in Spanje. Wat betreft de medische problemen van eiser heeft de minister terecht overwogen dat de medische zorg in detentie gelijkwaardig is aan de zorg in de vrije maatschappij. De gemachtigde van de minister heeft op de zitting ook toegelicht dat zij contact heeft opgenomen met de medische dienst, naar aanleiding van de verklaringen van eiser dat hij niet de nodige zorg krijgt. De medische dienst heeft gezegd dat eiser bij de intake zijn klachten niet heeft aangegeven, maar dat hij zeker mag terugkomen en dit kan aanvragen door middel van een sprekersbriefje. De beroepsgrond slaagt niet.
Ambtshalve toetsing
13. De rechtbank moet ook ambtshalve toetsen of de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. Op grond van de stukken en wat op de zitting is besproken, is de rechtbank van oordeel dat dit niet het geval is.
14. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.