Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
de minister van Asiel en Migratie,
(gemachtigde: mr. S.H.F. Pols).
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 19 maart 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vreemdelingenbewaring van eiser, die door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd. Eiser, die stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben, werd op 4 maart 2025 in vreemdelingenbewaring gesteld op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. Hij was het niet eens met deze maatregel en heeft beroep ingesteld, dat ook als verzoek om schadevergoeding werd aangemerkt. Tijdens de zitting op 17 maart 2025 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank heeft beoordeeld of de bewaring van eiser rechtmatig was. Eiser had eerder een terugkeerbesluit ontvangen, maar was in Nederland en Spanje gebleven zonder zich aan het toezicht te houden. De rechtbank oordeelde dat de minister voldoende had gemotiveerd dat er een risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken en dat hij de voorbereiding van zijn vertrek of uitzettingsprocedure zou belemmeren. Eiser voerde aan dat hij geen risico op onttrekking had en dat hij medewerking verleende, maar de rechtbank volgde hem hierin niet. De rechtbank concludeerde dat de zware gronden voor bewaring voldoende waren en dat er geen zicht op uitzetting naar Marokko was, ondanks de lange duur van de bewaring. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.