Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 april 2025 in de zaak tussen
[eiseres], v-nummer: [nummer 1], eiseres
[kind 2], v-nummer: [nummer 3],
Rechtbank Den Haag
Op 23 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een verzoekster die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De minister van Asiel en Migratie had deze aanvraag op 18 december 2024 afgewezen, met het argument dat deze kennelijk ongegrond was. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 24 februari 2025 behandeld, waarbij verzoekster werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. I.M. Zuidhoek, en de minister werd vertegenwoordigd door mr. M. Verzijden.
In de uitspraak van 23 april 2025 heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat, gezien de uitspraak in een andere zaak (NL24.51708) op dezelfde datum, een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.