ECLI:NL:RBDHA:2025:6981

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
25 april 2025
Zaaknummer
25/1626
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak met betrekking tot overname private schulden

Op 22 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker uit Duitsland en de minister van Financiën. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening en een proceskostenveroordeling. Verzoeker had eerder een verzoek om voorlopige voorziening ingediend tegen een besluit van de minister van Financiën van 29 oktober 2024, maar trok dit verzoek in nadat de minister had laten weten tegemoet te komen aan zijn beroep. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om de minister te veroordelen in de proceskosten, wat de minister ook heeft erkend. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen en vastgesteld dat de minister € 907,- aan verzoeker moet betalen voor de gemaakte proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 25/1626

uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 april 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] (Duitsland), verzoeker

(gemachtigde: mr. S. el Kaddouri),
en

de minister van Financiën, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Rhebergen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek van verzoeker om een veroordeling van verweerder in de proceskosten. Verzoeker heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn verzoek om voorlopige voorziening tegen het besluit van verweerder van 29 oktober 2024. Verzoeker heeft ook beroep ingesteld tegen het besluit van 29 oktober 2024.
1.1.
Hij heeft het verzoek ingetrokken omdat verweerder op 7 maart 2025 heeft laten weten tegemoet te komen aan het beroep, en hij heeft daarbij de voorzieningenrechter verzocht om over te gaan tot veroordeling van verweerder in de proceskosten.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek. Verweerder heeft de rechtbank meegedeeld dat hij zal overgaan tot vergoeding van de proceskosten.
1.3.
De voorzieningenrechter doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Moet verweerder de proceskosten van verzoeker vergoeden?
4. Verweerder heeft laten weten tegemoet te komen aan het beroep van verzoeker. Verzoeker heeft verzocht om overname van private schulden door SBN op basis van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). Verweerder heeft het dossier opnieuw beoordeeld en heeft besloten om de schuld van verzoeker bij Kommunalbetriebe Emmerich am Rhein met referentie 10037787/SBN ter hoogte van € 6.358,00 alsnog te vergoeden. Een nieuwe beslissing op het bezwaar zal zo spoedig mogelijk door verweerder worden toegezonden aan verzoeker. Verweerder heeft ingestemd met het verzoek om een proceskostenveroordeling. De voorzieningenrechter ziet dan ook aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die verzoeker in verband met de behandeling van het verzoek redelijkerwijs heeft moeten maken.
Welke kosten dient verweerder te vergoeden?
De proceskosten worden als volgt berekend. Verzoeker heeft zich laten bijstaan door zijn gemachtigde. Deze gemachtigde heeft een proceshandeling verricht: het indienen van een verzoekschrift. Deze proceshandeling levert één punt op met een waarde van € 907,-. Dat betekent dat de totale proceskosten die verweerder moet vergoeden € 907,- bedragen.

Conclusie en gevolgen

5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een proceskostenveroordeling toe. De voorzieningenrechter wijst erop dat verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht van € 53,- kan vergoeden. [3] Verzoeker moet zich hiervoor dan ook tot verweerder wenden.

Beslissing

De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder tot betaling van € 907,- aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. van den Nieuwendijk, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 22 april 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:84, vijfde lid, in samenhang met artikel 8:75a en artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Artikel 8:75a van de Awb is op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige-voorzieningenprocedure.
3.Dat staat in artikel 8:82, zesde lid, van de Awb.