ECLI:NL:RBDHA:2025:6983

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
25 april 2025
Zaaknummer
NL25.14064
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een Marokkaanse vreemdeling en de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 april 2025 uitspraak gedaan in een procedure over de maatregel van bewaring van een vreemdeling, eiser, die van Marokkaanse nationaliteit is. De minister van Asiel en Migratie had op 31 oktober 2024 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft de relevante feiten en omstandigheden in overweging genomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het zicht op uitzetting naar Marokko aanwezig is, aangezien de Marokkaanse autoriteiten op 27 maart 2025 hebben bevestigd dat de nationaliteit van eiser is vastgesteld. Op 1 april 2025 kan een laissez passer worden opgehaald voor de uitzetting van eiser. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de minister hadden moeten aanzetten tot het opheffen van de maatregel van bewaring. De rechtbank heeft de beroepsgrond van eiser verworpen en geoordeeld dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek niet onrechtmatig was.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open. De uitspraak is openbaar gemaakt op 8 april 2025.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.14064
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser
(gemachtigde: mr. E. El Assrouti),
en

de Minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: J.A.C.M. Prins).

Procesverloop

De minister heeft op 31 oktober 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De minister heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
Vervolgens heeft de minister een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1998.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 26 februari 2025 (in de zaak NL25.7385) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
Zicht op uitzetting
5. Het zicht op uitzetting naar Marokko is in beginsel aanwezig. In het geval van eiser blijkt uit de voortgangsgegevens dat de Marokkaanse autoriteiten op 27 maart 2025 hebben laten weten dat de nationaliteit van eiser is vastgesteld. Op 1 april 2025 kan een laissez passer (lp) worden opgehaald ten behoeve van eisers uitzetting. Verder heeft de minister toegelicht dat zodra een lp voorhanden is, er een vlucht zal worden geboekt. Gelet al hierop, is naar het oordeel van de rechtbank het zicht op de uitzetting van eiser naar Marokko aanwezig is. De beroepsgrond slaagt daarom niet.

Belangenafweging

6. Over wat eiser in het kader van de belangenafweging aanvoert, oordeelt de rechtbank dat er geen feiten of omstandigheden zijn die, gelet op de duur van deze bewaring, voor de minister aanleiding hadden moeten zijn de bewaring bij een afweging van de belangen op te heffen. Deze beroepsgrond slaagt evenmin.
Ambtshalve toetsing
7. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is, is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek niet op enig moment onrechtmatig was.

Conclusie

8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Lenstra, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Dayerizadeh, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
08 april 2025

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.