ECLI:NL:RBDHA:2025:6984

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 april 2025
Publicatiedatum
25 april 2025
Zaaknummer
NL25.8244
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep van een asielzoeker met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 april 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een asielaanvraag. Eiser, van Marokkaanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag echter niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen deze beslissing beoordeeld zonder zitting.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 7 maart 2025 met onbekende bestemming is vertrokken, zoals gemeld door de vreemdelingenpolitie en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers. De gemachtigde van eiser heeft op 11 april 2025 aangegeven geen contact meer te hebben met eiser en niet te weten waar hij verblijft. De rechtbank heeft vervolgens ambtshalve de vraag beantwoord of eiser procesbelang heeft bij het beroep.

Op basis van vaste rechtspraak concludeert de rechtbank dat als een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder de minister te informeren over zijn verblijfplaats, er in beginsel van moet worden uitgegaan dat hij geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. Gezien de omstandigheden en de informatie van de gemachtigde, heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard en eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.8244

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. B. de Haan),
en

de minister van Asiel en Migratie.

Inleiding

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum]. De minister heeft op 19 februari 2025 de aanvraag van eiser om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen deze beslissing.
1.1.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]
1.2.
Het verzoek een voorlopige voorziening te treffen, staat geregistreerd onder het zaaknummer NL25.8245. Hierop wordt bij afzonderlijke uitspraak beslist.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaak dan ook niet inhoudelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Heeft eiser procesbelang?
3. De rechtbank beantwoordt allereerst ambtshalve de vraag of eiser procesbelang heeft bij het beroep. De minister heeft op 18 maart 2025 meegedeeld dat eiser volgens meldingen van de vreemdelingenpolitie en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers op 7 maart 2025 met onbekende bestemming is vertrokken. Op 11 april 2025 heeft de gemachtigde van eiser meegedeeld geen contact meer te hebben met eiser en niet te weten waar eiser verblijft.
3.1.
Uit vaste rechtspraak volgt dat als de vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder aan de minister te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel van moet worden uitgegaan dat hij kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. [2] Dit is alleen anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact heeft met zijn gemachtigde en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit houdt in dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.
3.2.
Gezien de hiervoor genoemde omstandigheden en gezien de informatie van de gemachtigde van eiser neemt de rechtbank aan dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en dat hij geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Eiser heeft daarom geen rechtens te beschermen belang meer bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
4. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Mulder, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Zie bijvoorbeeld ABRvS 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.