ECLI:NL:RBDHA:2025:6985

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 april 2025
Publicatiedatum
25 april 2025
Zaaknummer
09/067503-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor import en export van cocaïne en heroïne

Op 25 april 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de import en export van cocaïne en heroïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in de periode van 4 februari 2021 tot en met 1 maart 2021, samen met anderen, opzettelijk een grote hoeveelheid cocaïne heeft ingevoerd in Nederland en/of België. Daarnaast heeft de verdachte in de periode van 17 november 2020 tot en met 22 februari 2021, opzettelijk grote hoeveelheden cocaïne en heroïne aanwezig gehad. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren en een geldboete van € 70.000,-. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de georganiseerde drugshandel zwaar laten meewegen in de strafoplegging. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten die een ontwrichtende invloed op de samenleving hebben. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de dagvaarding partieel nietig is verklaard voor wat betreft een van de tenlastegelegde feiten, maar heeft de verdachte wel veroordeeld voor de overige feiten. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/067503-22
Datum uitspraak: 25 april 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [plaats 1] ( [provincie] ).

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 18 en 29 augustus 2022, 15 november 2022, 7 februari 2023, 7 maart 2023, 22 november 2024 en 11 april 2025.
De verdachte is op de terechtzitting van 11 april 2025 - waar de zaak inhoudelijk is behandeld - niet verschenen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.C. Stolk.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij, in of omstreeks de periode van 4 februari 2021 tot en met 1 maart 2021, te Leiden, althans in Nederland en/of te Antwerpen (België), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk, via de Noordzee en de Westerschelde, binnen het grondgebied van Nederland (en België) heeft gebracht een (zeer) grote hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij, op een of meerdere tijdstippen, in de periode van 17 november 2020 tot en met 22 februari 2021, te Leiden, althans in Nederland en/of Colombia en/of Pakistan en/of Turkije, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (zeer) grote hoeveelheden cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en heroïne (telkens) middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij, op een of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van 17 november 2020 tot en met 22 februari 2021 te Leiden en/of te Valkenburg, althans in Nederland en/of Colombia en/of Pakistan en/of Turkije, tezamen en in vereniging een of meer anderen, althans alleen, om een feit bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, verwerken, verkopen, afleveren, vervoeren en/of binnen/buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelheid/hoeveelheden cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te
bereiden en/of te bevorderen, zich en/of een of meer ander(en) gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen, immers heeft hij, verdachte
- inlichtingen uitgewisseld over transporten van verdovende middelen in containers over zee en/of vrachtwagens en/of aanwijzingen gegeven over de verpakkingswijze van verdovende middelen en/of de indeling van de zeecontainers (aan/met [account 3] en/of [account 5] en/of [account 7] ) en/of
- ontmoetingen gehad met en/of (telefonische) afspraken gemaakt met en/of besprekingen en/of onderhandelingen gevoerd met en/of inlichtingen en/of aanwijzingen en/of opdrachten (door)gegeven aan zijn mededader(s) en/of een of meer anderen, om verdovende middelen te kopen en/of verkopen en/of in ontvangst te nemen en/of betreffende de wijze waarop die verdovende middelen zou(den) worden gekocht en/of geleverd en/of afgenomen en/of verder vervoerd(aan/met [account 3] en/of [account 5] en/of [account 4] en/of [account 7] ) en/of
- ( aan/bij) de kopende en/of verkopende partij informatie (op)gevraagd en/of verstrekt over de prijzen, omvang en/of samenstelling van de (partij(en)) verdovende middelen (aan/bij [account 3] en/of [account 5] en/of [account 4] ) en/of
- foto’s van verdovende middelen gemaakt en/of laten maken door de verkopende partij en/of (vervolgens) verzonden/doorgestuurd (aan/van [account 3] en/of [account 4] ) en/of
- geld en/of waardepapieren verstrekt en/of afgeleverd en/of betaling(en) gedaan
en/of laten doen (met bitcoins) ten behoeve van de aanschaf van verdovende middelen (met [account 5] en/of [account 4] en/of [account 8] );
4.
hij, op één of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van 17 november 2020 tot en met 10 mei 2022 te Leiden en/of te Valkenburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) voorwerpen, te weten een (groot) geldbedrag, althans enig geldbedrag, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van voorwerpen, te weten een of meerdere (grote) geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig en/of eigen misdrijf en/of van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt.

3.De onderzoekswensen

De verdediging kan, gelet op artikelen 328 en 315 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), gedurende het onderzoek op de terechtzitting de rechtbank verzoeken te beslissen op onderzoekswensen.
Op de terechtzittingen van 18 augustus 2022, 15 november 2022 en 7 maart 2023 heeft de verdediging onderzoekswensen ingediend, waar de rechtbank op heeft beslist.
De rechtbank stelt vast dat voorafgaand aan de zittingen van 22 november 2024 en 11 april 2025 onderzoekswensen per mail zijn aangekondigd, maar dat die uiteindelijk noch op de zitting van 22 november 2024 - waar een aanhoudingsverzoek is gedaan en de rechtbank na afwijzing daarvan is gewraakt - noch op de zitting van 11 april 2025 zijn ingediend De rechtbank stelt dus vast dat er geen onderzoekswensen voorliggen waarop zij heeft te beslissen.

4.De geldigheid van de dagvaarding

In artikel 261 Sv zijn de eisen waaraan de dagvaarding moet voldoen opgenomen. Blijkens het eerste lid van dit artikel behelst de dagvaarding vermelding van het feit dat ten laste wordt gelegd, omstreeks welke tijd, waar ter plaatse het zou zijn begaan en de wettelijke voorschriften waarbij het feit strafbaar is gesteld. Artikel 261, tweede lid, Sv bepaalt dat de dagvaarding de omstandigheden vermeldt waaronder het feit zou zijn begaan. Hieraan ligt ten grondslag dat de beschrijving van het ten laste gelegde feit voldoende specifiek moet zijn. De tenlastelegging dient de verdachte immers te informeren over de beschuldiging waartegen hij zich moet verdedigen. Het strafrechtelijk verwijt dat de verdachte ten laste wordt gelegd moet daarom voldoende feitelijk worden omschreven .
In het onder 4 tenlastegelegde wordt aan de verdachte verweten dat hij in een tijdsbestek van anderhalf jaar “voorwerpen, te weten een (groot) geldbedrag, althans enig geldbedrag, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van voorwerpen, te weten een of meerdere (grote) geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk afkomstig was uit enig en/of eigen misdrijf”. In het dossier bevinden zich meerdere chatberichten waarin (vermoedelijk) grote geldbedragen genoemd worden en bij doorzoekingen zijn meerdere geldbedragen en waardevolle luxe voorwerpen aangetroffen. Het is op basis van de tenlastelegging, ook in het licht van het dossier, niet duidelijk op welke geldbedragen en/of voorwerpen wordt gedoeld. Naar het oordeel van de rechtbank is het daardoor onvoldoende duidelijk waartegen de verdachte zich diende te verweren.
De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding partieel nietig is, namelijk wat betreft het onder 4 tenlastegelegde.

5.De bewijsbeslissing

5.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot integrale bewezenverklaring van de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten en tot vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde feit.
5.2.
Vrijspraak feit 1
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat om te kunnen vaststellen dat de verdachte cocaïne Nederland en/of België heeft ingevoerd in de periode van 4 februari 2021 tot en met 1 maart 2021. De verdachte zal dus worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde.
5.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
5.4.
Bewijsoverwegingen
Onderhavige zaak vloeit voort uit het onderzoek ‘Paksoi’, een van de vele deelonderzoeken die zijn voortkomen uit het onderzoek, genaamd Argus26, naar strafbare feiten die gepleegd zouden zijn door personen die gebruikmaakten van SkyECC-accounts. Gebruikers van deze accounts hielden zich – blijkens de inhoud van het door de politie onderschepte berichtenverkeer - ogenschijnlijk bezig met grootschalige drugshandel, zo ook de gebruiker van de accounts [account 1] (hierna ook: [account 1] ) en [account 2] (hierna ook: [account 2] ). De politie heeft de verdachte geïdentificeerd als gebruiker van deze twee SkyECC-accounts. Daarmee is jegens hem de verdenking gerezen die heeft geleid tot de tenlastelegging.
Identificatie verdachte als gebruiker van de SkyECC-accounts [account 1] en [account 2]
De rechtbank moet allereerst de vraag beantwoorden of de verdachte kan worden geïdentificeerd als de gebruiker van de SkyECC-accounts ‘ [account 1] ’ en [account 2] ’. De rechtbank overweegt het volgende.
Beide accounts maken gebruik van de nickname ‘ [nickname 1] ’ of een variatie daarop, [account 1] maakt gebruik van de nickname ‘ [nickname 1] ’ en wordt een week nadat [account 2] inactief wordt, actief. [account 1] gebruikt de nickname [nickname 2] en dit is een bijnaam van de verdachte, evenals de nickname ‘ [nickname 3] ’, een vermoedelijke afkorting van ‘ [nickname 3] ’. De verdachte is medevennoot van [bedrijf] . [account 1] wordt ook door meerdere personen " [nickname 3] " genoemd. [account 2] zegt dat hij de bruiloft van het zusje van zijn vrouw heeft (op [dag 1] 2020), twee weken nadat het schoonzusje van de verdachte voor de Nederlandse wet getrouwd is ( [dag 2] 2020). Het is een feit van algemene bekendheid dat een religieus huwelijk in Nederland pas voltrokken mag worden nádat het huwelijk voor de Nederlandse wet voltrokken is. [account 2] zegt dat hij een reis naar Dubai gaat maken en twee weken later vliegt de verdachte naar Dubai en wordt het account [account 2] inactief. Wanneer het weer actief wordt zegt de gebruiker dat zijn telefoon in de koffer zat. In een groepschat praat [account 1] vermoedelijk over zijn huwelijk dat drie dagen daarvoor is voltrokken. De verdachte is ook daadwerkelijk drie dagen voor dit gesprek getrouwd. Ten slotte verblijft het telefoontoestel waarmee het account [account 2] wordt gebruikt gedurende dezelfde periodes als de verdachte in Spanje.
Op grond van het vorenstaande – tezamen en in onderlinge samenhang bezien – staat voor de rechtbank vast dat de verdachte de gebruiker is geweest van beide SkyECC-accounts.
De inhoud van de SkyECC-chatgesprekken
De verdachte heeft in de periode van 17 november 2020 tot en met 15 februari 2021 middels voornoemde SkyECC-accounts in verschillende SkyECC-gesprekken contact gehad met de gebruikers van de SkyECC-accounts [account 3] (hierna ook: [account 3] ), [account 4] (hierna ook: [account 4] ), [account 5] (hierna ook: [account 5] ), [account 6] (hierna ook: [account 6] ) en [account 7] (hierna ook: [account 7] ).
Uit de gesprekken blijkt dat de verdachte en de tegencontacten spreken over het inkopen, transporteren en verkopen van cocaïne en heroïne. Er worden geldbedragen genoemd die zij nodig hebben om in te kopen, onder meer in de vorm van Bitcoin, er wordt gesproken over de prijs van Boli en Colo (de rechtbank begrijpt: cocaïne uit Bolivia en Colombia) en bruin (de rechtbank begrijpt: heroïne), er wordt gesproken over transport van Turbo (een haven in Colombia) naar Antwerpen, over het verbergen van de blokken in de schepen en hoeveel plek ze nog hebben. Er zijn vele foto’s van de blokken over en weer gestuurd en gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van die blokken, zoals door de politie geverbaliseerd, in combinatie met de inhoud van de gesprekken, concludeert de rechtbank dat het hier ook daadwerkelijk gaat om cocaïne. Er wordt gesproken over het invoeren via de haven van Antwerpen, over het beginnen van een eigen transportlijn met behulp van schepen en duikers. Verder wordt gesproken over verschillende (potentiële) grote afnemers en over het leveren van tientallen kilo’s, de prijs daarvan wordt besproken en de verdachte zegt dat hij een goede prijs gaat geven omdat hij wat goed te maken heeft. Verder wordt veelvuldig gesproken over het leveren van bruin, afnemers van bruin en de prijs van bruin.
De rechtbank is op grond van bovenstaande van oordeel dat de verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, voorbereidingshandelingen heeft gepleegd ten aanzien van de handel in cocaïne en heroïne.
Uit de gesprekken van 14 en 15 december 2020 leidt de rechtbank af dat de verdachte niet enkel voorbereidingshandelingen heeft gepleegd, maar dat hij in die periode ook de beschikkingsmacht heeft gehad over hoeveelheden cocaïne en heroïne.
Op die dagen wordt in een gesprek met [account 4] door die [account 4] gezegd dat hij net spullen heeft binnen gekregen en de prijs gaat vragen, hij vraagt naar de markt van collo, en de verdachte zegt dat hij 50 gaat sturen naar Turkije. De verdachte kan hem een goeie prijs geven. Zij bespreken de prijs en de verdachte zegt ‘stuur alvast 25 naar Haarlem, kan ik gelijk 2T mee terug geven, dan hoor ik prijs later wel’. De rechtbank oordeelt dat de verdachte, tezamen en in vereniging met een ander, in ieder geval 25 kilogram cocaïne aanwezig heeft gehad.
In gesprek met [account 3] op 14 en 15 december 2020 bespreekt de verdachte met [account 3] dat hij blokken kan sturen. Verdachte stuurt foto’s van blokken aan [account 3] . [account 3] zegt dat hij hem 1 bruine geeft, zij concluderen dat zij 1 kilo gaan geven en hebben de locatie en het tijdstip om dit af te geven al afgesproken met de afnemer. De rechtbank concludeert dat de verdachte, tezamen en in vereniging met een ander, in ieder geval 1 kilogram heroïne aanwezig heeft gehad.
Conclusie feiten 2 en 3
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte gedurende de onder 3 ten laste gelegde periode voorbereidingshandelingen heeft gepleegd, zoals ten laste gelegd, ten behoeve van de handel in cocaïne en heroïne, en dat de verdachte op 14 en 15 december 2020 25 kilogram cocaïne en 1 kilogram heroïne voorhanden heeft gehad, tezamen en in vereniging met anderen.
5.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
2.
hij, op
14 en 15 december2020, in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, grote hoeveelheden cocaïne en heroïne, zijnde cocaïne en heroïne telkens middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij in de periode van 17 november 2020 tot en met
15februari 2021 in Nederland en Colombia en Turkije, tezamen en in vereniging anderen om een feit bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, vervoeren en binnen/buiten het grondgebied van Nederland brengen van hoeveelheden cocaïne en heroïne, telkens een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en te bevorderen, zich en anderen gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen, immers heeft hij, verdachte
- inlichtingen uitgewisseld over transporten van verdovende middelen in containers over zee en aanwijzingen gegeven over de verpakkingswijze van verdovende middelen en de indeling van de zeecontainers (aan/met [account 3] en/of [account 5] en/of [account 7] ) en
- telefonische afspraken gemaakt met en besprekingen en onderhandelingen gevoerd met en inlichtingen en aanwijzingen en opdrachten (door)gegeven aan zijn mededaders en anderen, om verdovende middelen te kopen en verkopen en in ontvangst te nemen en betreffende de wijze waarop die verdovende middelen zouden worden gekocht en geleverd en afgenomen en verder vervoerd (aan/met [account 3] en/of [account 5] en/of [account 4] en/of [account 7] ) en
- ( aan/bij) de kopende en verkopende partij informatie (op)gevraagd en verstrekt over de prijzen, omvang en samenstelling van de partijen verdovende middelen (aan/bij [account 3] en/of [account 5] en/of [account 4] ) en
- foto’s van verdovende middelen gemaakt en laten maken door de verkopende partij en (vervolgens) verzonden/doorgestuurd (aan/van [account 3] en/of [account 4] )
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

6.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

7.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

8.De strafoplegging

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Voor het geval de rechtbank de ontnemingsvordering die gelijktijdig met de strafzaak behandeld is niet toewijst, heeft de officier van justitie geëist een gevangenisstraf van zes jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, en een geldboete van € 70.000,-.
8.2.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de internationale en grootschalige handel in cocaïne en heroïne. Tevens heeft hij 25 kilogram cocaïne en 1 kilogram heroïne opzettelijk aanwezig gehad.
De grootschalige handel in harddrugs heeft een ontwrichtende invloed op de samenleving. Er gaan in deze handel grote sommen geld om, waardoor de financiële belangen van daders vaak groot zijn. Om die belangen te beschermen wordt (extreem) geweld dikwijls niet geschuwd. Vrijwel alle liquidaties die in het criminele circuit worden gepleegd, zijn direct of indirect het gevolg van conflicten in de onderwereld met betrekking tot deze drugshandel.
Van de georganiseerde drugshandel gaat bovendien in toenemende mate een ondermijnend en corrumperend effect uit, zoals het omkopen van douanebeambten of haven- of transportmedewerkers, zoals ook in deze zaak gebleken is. Boven- en onderwereld raken zodoende steeds meer met elkaar vermengd. Deze vormen van corruptie tasten het onderlinge vertrouwen binnen de samenleving in hoge mate aan en ondermijnen daarmee onze democratische rechtsstaat.
Verder geldt dat een aanzienlijk deel van vermogensdelicten zoals winkeldiefstallen en woninginbraken terug is te leiden tot de behoefte aan drugs bij armlastige gebruikers.
Voor de (voorbereiding van) handel en het transport van harddrugs is het passend dat lange, onvoorwaardelijke gevangenisstraffen worden opgelegd. In de eerste plaats dient dit als vergelding voor de ontwrichting waar de verdachte (in)direct aan heeft bijgedragen. In de tweede plaats heeft het opleggen van zware straffen tot doel om anderen ervan te weerhouden zich met drugscriminaliteit in te laten. Tot slot acht de rechtbank van belang dat het aandeel van de verdachte aanzienlijk is geweest. Hij is in verregaande mate betrokken bij nieuwe, potentiële transportlijnen en is betrokken in een groot deel van de keten van de drugshandel: vanaf het verpakken en transporteren vanuit Zuid-Amerika tot aan de doorverkoop en aflevering van kilo’s aan klanten in Nederland en Turkije.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 26 februari 2025. Daaruit blijkt dat hij recentelijk niet in aanraking is gekomen met justitie wegens vergelijkbare feiten.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is als uitgangspunt vermeld een gevangenisstraf van meer dan 36 maanden voor het aanwezig hebben van meer dan 20.000 gram harddrugs. Voor de invoer van meer dan 20.000 gram harddrugs is als uitgangspunt een gevangenisstraf van meer dan 60 maanden vermeld. De rechtbank gaat hier uit van de helft van dit aantal maanden, nu zij geen daadwerkelijke invoer bewezen verklaart, maar “slechts” het plegen van voorbereidingshandelingen.
Uit het dossier blijkt dat de verdachte en zijn mededaders spreken over zeer grote hoeveelheden harddrugs en geld. Er wordt gesproken over miljoenen en over vele honderden, zo niet duizenden kilo’s cocaïne en heroïne. De rechtbank kan niet van alle hoeveelheden vaststellen dat de verdachte daarover heeft beschikt, maar wel dat hij over vele kilo’s heeft kunnen beschikken. Al met al is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de grote hoeveelheden harddrugs en de rol van de verdachte, een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren passend en geboden is.
De rechtbank zal daarnaast een geldboete van € 70.000,- aan de verdachte opleggen, dit om de verdachte in zijn vermogen te treffen. Hoewel niet duidelijk is geworden wat de verdachte exact heeft verdiend met zijn bijdrage aan de drugshandel, biedt het dossier voldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat de verdachte financieel voordeel heeft genoten. Daarbij is het algemeen bekend dat met de drugshandel grote geldbedragen worden verdiend.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

9.De inbeslaggenomen voorwerpen

9.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de beslaglijst van 11 april 2025 onder 2 genoemde voorwerpen (set bestaande uit een ketting, armband, één paar oorbellen en een
ring in een doos) verbeurd moeten worden verklaard, omdat deze zijn verkregen met behulp van enig misdrijf (witwassen).
9.2.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt allereerst vast dat de onder nummers 2 en 5 genoemde voorwerpen op de lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen met strafrechtelijk beslagtitel niet voorkomen op de lijst van voorwerpen waarvoor de rechter-commissaris een machtiging conservatoir beslag heeft gegeven. De rechtbank gaat er daarom van uit dat op deze voorwerpen klassiek beslag rust, waarover zij een beslissing dient te nemen.
Nu de rechtbank heeft bepaald dat de dagvaarding partieel nietig is voor zover het de tenlastelegging onder 4 betreft, ziet de rechtbank geen grond voor verbeurdverklaring van de onder 2 en 5 genoemde voorwerpen. De rechtbank zal de teruggave daarvan gelasten aan de rechthebbende.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 23, 24 c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 10 en 10a van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.
verklaart de dagvaarding partieel nietig ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreek de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 5.55 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onderC van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich en een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen, meermalen gepleegd;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (ZES) JARE
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
geldboetevan
€ 70.000,-;
bepaalt dat de geldboete bij gebreke van betaling en verhaal zal worden vervangen door hechtenis voor de tijd van
351 dagen;
- set bestaande uit een ketting, armband, 1 paar oorbellen en een ring in een doos, en
- DS Doos (omschrijving: DHRRAA21052-719767, Rolex).
mr. H.P.M. Meskers, voorzitter,
mr. C.M.A. de Koning, rechter,
mr. Y.H.M. de Groot, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. den Besten, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 april 2025.