Deze uitspraak betreft de afwijzing van de asielaanvraag van een Jemenitische eiser, die op 14 juni 2023 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd indiende. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 14 februari 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond. De eiser is het niet eens met deze afwijzing en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep op 15 april 2025 behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk. De rechtbank oordeelt dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de eiser, gezien de algemene situatie in Jemen en zijn individuele omstandigheden, niet in aanmerking komt voor bescherming. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken en benadrukt dat de minister de humanitaire situatie in Jemen en de persoonlijke omstandigheden van de eiser in samenhang moet beoordelen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens wordt de minister veroordeeld tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan de eiser.