In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 23 april 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de minister van Asiel en Migratie behandeld. Eiseres had eerder een nareisaanvraag ingediend, waarop de minister niet tijdig heeft beslist, ondanks een eerdere uitspraak van de rechtbank die de minister verplichtte om binnen acht weken een beslissing te nemen. Eiseres heeft daarom beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk is, ook al is er geen ingebrekestelling gedaan, omdat de minister een uitdrukkelijke termijn had gekregen die inmiddels was verstreken. De rechtbank stelt vast dat de minister niet binnen de gestelde termijn een besluit heeft genomen, waardoor het beroep gegrond is. De rechtbank legt de minister een termijn van twee weken op om alsnog een besluit te nemen en verbindt hieraan een dwangsom van € 250,- per dag voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 37.500,-. Daarnaast wordt de minister veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 453,50, en het griffierecht van € 194,-.