ECLI:NL:RBDHA:2025:7066

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 april 2025
Publicatiedatum
28 april 2025
Zaaknummer
NL25.6513
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Nigeriaanse eiser met politieke overtuiging en risico bij terugkeer

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 14 april 2025, wordt de afwijzing van de asielaanvraag van een Nigeriaanse eiser door de minister van Asiel en Migratie beoordeeld. De eiser, die van Nigeriaanse nationaliteit is en actief is voor de Indigenous People of Biafra (IPOB), heeft op 29 april 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De minister heeft deze aanvraag op 5 februari 2025 afgewezen, met de stelling dat de asielmotieven van de eiser niet geloofwaardig zijn. De rechtbank oordeelt echter dat de minister niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de problemen van de eiser ongeloofwaardig zijn. De rechtbank stelt vast dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met de risico's die de eiser loopt bij terugkeer naar Nigeria, gezien zijn politieke overtuiging en activiteiten voor IPOB. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak. Tevens wordt de minister veroordeeld tot betaling van proceskosten aan de eiser.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.6513
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser
(gemachtigde: mr. M. Terpstra),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. I. Vugs).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiser als bedoeld in artikel 28 van de Vw 20001. Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag niet in stand kan blijven. Het beroep is gegrond
.Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 29 april 2022 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Hij stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1989. De minister heeft met het bestreden besluit van 5 februari 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 2 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
1. Vreemdelingenwet 2000
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij niet kan terugkeren naar Nigeria, omdat hij actief is voor Indigenous People of Biafra (IPOB). Eiser heeft verklaard dat hij sinds maart 2019 politiek actief is bij IPOB. Hij was bij de maandelijkse vergaderingen en heeft aan drie protesten meegedaan. Bij het laatste protest op 13 juli 2021 in [plaats 1] was het leger aanwezig, die op de demonstranten heeft geschoten. Eiser is toen het bos in gevlucht naar het huis van zijn vriend. Twee maanden later kreeg eiser van zijn vriend [A] een foto doorgestuurd van een pamflet dat in [plaats 2] hangt, waaruit blijkt dat eiser wordt gezocht. Eiser heeft daarom Nigeria verlaten op 4 november 2021, met hulp van zijn oom. Drie maanden na zijn vertrek heeft eiser gehoord dat zijn vriend [A] is doodgeschoten door het leger. Ook zijn oom is vermoord op [datum] 2022, omdat hij eiser heeft geholpen.

Het bestreden besluit

4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
identiteit, nationaliteit en herkomst;
politieke overtuiging (IPOB);
problemen (eiser wordt gezocht door het leger) naar aanleiding van het protest.
4.1.
De minister is eerst ingegaan op asielmotief 3. De minister acht dit asielmotief niet geloofwaardig. Volgens de minister is de deelname van eiser aan het protest van 13 juli 2021 in [plaats 1] , de beschieting door het leger en het vluchten naar zijn vriend wel aannemelijk, maar is niet aannemelijk dat eiser naar aanleiding van dit protest door het leger wordt gezocht. De minister merkt daartoe als eerste op dat er geen waarde gehecht kan worden aan het pamflet als bewijs voor de opsporing door het leger. Het ontbreken van het fysieke pamflet ondermijnt namelijk de aannemelijkheid dat eiser daadwerkelijk wordt gezocht. Ook komt The Nigerian Army Gazette Bulletin en het opsporingsbericht voor eiser niet voor in officiële bronnen. Verder is het niet mogelijk om te verifiëren of de vriend van eiser inderdaad de foto van het pamflet heeft gestuurd. Die berichten stonden op eisers oude telefoon. Eisers moeder heeft de foto daarom opnieuw naar eiser doorgestuurd. Het was logisch geweest als eiser de betreffende berichten had behouden om zichzelf te verdedigen. De minister merkt ten tweede op dat eiser niet met zijn eigen verklaringen aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk wordt gezocht. Eisers verklaringen over de specifieke reden waarom hij wordt gezocht, berusten namelijk op zijn eigen interpretatie. Ook is opmerkelijk dat eiser wordt gezocht, terwijl hij geen significante rol had binnen IPOB. De minister merkt ten derde op dat het niet aannemelijk is dat eisers oom is gedood omdat hij eiser hielp. Eiser heeft namelijk niet aangetoond dat het daadwerkelijk zijn oom betreft, en heeft ook het causale verband niet aangetoond tussen zijn problemen en de dood van zijn oom. De minister merkt tot slot op dat in de brief van Biafra Ministry of Foreign Affairs voornamelijk algemene informatie staat over Biafra, zodat hiermee ook niet is aangetoond dat eiser wordt gezocht.
4.2.
De minister acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser (asielmotief 1) geloofwaardig. Dat eiser uit Nigeria komt, is volgens de minister echter op zichzelf niet genoeg om aan te nemen dat eiser bij terugkeer een gegronde vrees heeft voor vervolging of een reëel risico loopt op ernstige schade.
4.3.
De minister acht de politieke overtuiging van eiser (asielmotief 2) ook geloofwaardig. De minister volgt daarbij de verklaringen van eiser over de activiteiten die hij in Nigeria en Nederland heeft verricht. De minister volgt ook dat eiser bij terugkeer actief wil blijven voor IPOB en de Biafra-strijd. Eiser heeft tijdens het nader gehoor en in de correcties en aanvullingen verder niet toegelicht hoe hij dit voor zich ziet. Dat doet volgens de minister vermoeden dat hij waarschijnlijk dezelfde activiteiten zal voortzetten zoals voorheen. Volgens de minister betekent dit niet dat eiser bij terugkeer een gegronde vrees heeft voor vervolging of een reëel risico loopt op ernstige schade. De minister vindt daarbij onder meer van belang dat eiser geen speciale rol vervulde binnen de IPOB. Volgens de minister volgt uit openbare bronnen dat de Nigeriaanse autoriteiten MASSOB en/of IPOB aanhangers alleen opsporen of vervolgen als het gaat om personen met een hoog profiel. De minister verwijst daartoe naar het rapport ‘Country Guidance: Nigeria’ van EASO (EASO- rapport) van oktober 2021, p. 66. Ook heeft eiser eerder in Nigeria geen problemen ondervonden, en is niet gebleken dat eiser nu in de negatieve belangstelling staat. De minister concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond.
De geloofwaardigheid van de problemen naar aanleiding van het protest
5. De rechtbank oordeelt dat eiser terecht aanvoert dat de minister niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom hij de problemen van eiser naar aanleiding van het protest ongeloofwaardig heeft geacht. De rechtbank zal dat hieronder toelichten.
Het pamflet
5.1.
De minister heeft ondeugdelijk gemotiveerd waarom aan de foto van het pamflet geen belang kan worden gehecht. Volgens de minister roept het vraagtekens op dat ‘The Nigerian Army Gazette Bulletin’ in zijn geheel niet op internet vindbaar is, ook niet op de website van het Ministerie van Defensie (
[internetsite 1]). Ook publiceert de Nigeriaanse overheid volgens de minister opsporingsberichten van gezochte personen doorgaans via de officiële weg, zoals op de website van de Nigeria Police Force (
[internetsite 2]). Op de laatstgenoemde website stonden op de dag van de zitting (en nog steeds) echter slechts drie gezochte personen. Dat roept de vraag op of het merendeel van de mensen die worden gezocht in Nigeria inderdaad op deze website worden gepubliceerd. De minister heeft daar tijdens de zitting desgevraagd geen antwoord op kunnen geven, en heeft desgevraagd ook niet kunnen verwijzen naar landeninformatie waaruit blijkt dat opsporingsberichten doorgaans via de officiële weg worden gepubliceerd. Ook valt niet in te zien hoe het ontbreken van het fysieke pamflet de aannemelijkheid ondermijnt dat eiser daadwerkelijk wordt gezocht. Foto’s van documenten kunnen immers ook een asielaanvraag onderbouwen (eiser wijst in dit verband terecht op artikel 4 van de Kwalificatierichtlijn), en het fysieke pamflet is niet aan iemand uitgereikt. De rechtbank kan ook niet goed volgen waarom eiser de berichten waarmee zijn vriend (in 2021) de foto heeft gestuurd had moeten behouden om zichzelf te verdedigen. De rechtbank volgt eiser dus in zijn betoog dat de foto van het pamflet niet op de juiste merites is beoordeeld en betrokken door de minister.
De dood van eisers oom
5.2.
De minister heeft ook ondeugdelijk gemotiveerd waarom niet aannemelijk is dat de oom van eiser is gedood omdat hij eiser hielp. De minister heeft opgemerkt dat eiser niet heeft aangetoond dat het daadwerkelijk zijn oom betreft, en dat hij ook het causale verband niet heeft aangetoond tussen zijn problemen en de dood van zijn oom. Eiser hoeft dit echter niet ‘aan te tonen’, maar moet dit ‘aannemelijk maken’. De minister heeft dit in het bestreden besluit niet onderkend en heeft zich over de familierelatie uitsluitend op het standpunt gesteld dat eiser met de overgelegde foto’s en verklaringen die familierelatie niet heeft aangetoond. Daarmee heeft de minister verzuimd om inzichtelijk te motiveren of eiser dit al dan niet aannemelijk heeft gemaakt. De minister heeft over het causale verband tussen eisers problemen en de dood van zijn oom aan eiser tegengeworpen dat hij pas in de zienswijze heeft gezegd dat zijn moeder een privéonderzoek heeft laten doen naar de dood van zijn oom. De minister heeft ook tegengeworpen dat eiser hiervan geen stukken heeft. De rechtbank stelt vast dat eiser in het nader gehoor (p. 21 en 22) heeft verklaard dat zijn moeder hem heeft verteld dat zijn oom is vermoord omdat hij hem heeft geholpen, en dat zij deze informatie heeft gekregen van iemand binnen in het leger. De gemachtigde van eiser heeft op de zitting toegelicht dat eiser na het nader gehoor extra contact heeft gehad met zijn moeder om navraag te doen over wat ze precies weten, en hoe ze dat weten. Toen heeft zijn moeder aangegeven dat zij contact heeft gehad met een officier (volgens de zienswijze een senior militair van de 82e divisie van [plaats 1] ). Daar zijn geen stukken van, want het was ‘via via’: de moeder van eiser kent deze officier, want hij was bevriend met haar broer. Aan deze officier heeft zij gevraagd wat er met haar broer is gebeurd, maar daarvan zijn geen documenten. Deze toelichting kan de rechtbank volgen. Eiser heeft ter ondersteuning van zijn verklaringen verschillende documenten overgelegd (uitnodiging uitvaart oom, foto uitvaart, twee nieuwsberichten over de dood van oom, documenten promotie oom, foto van oom samen met moeder, foto van moeder bij begrafenis oom). Hoewel deze documenten niet zonder meer aantonen dat het werkelijk de oom van eiser betreft en dat eisers oom is vermoord omdat hij eiser heeft geholpen, kunnen deze documenten wel dienen ter ondersteuning van eisers verklaringen. De minister heeft dat niet onderkend. De rechtbank volgt eiser dus in zijn betoog dat ook deze documenten niet op de juiste merites zijn beoordeeld en betrokken, en dat het onredelijk is van de minister om van hem te verwachten dat hij het causale verband aantoont.
De verklaringen van eiser in het licht van de landeninformatie
5.3. De minister heeft verder ondeugdelijk gemotiveerd waarom eiser met zijn verklaringen (mede in het licht van de landeninformatie) niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk wordt gezocht. De minister heeft opgemerkt dat eisers verklaringen over de specifieke reden waarom hij wordt gezocht, op eigen interpretatie berusten. Volgens de minister is het opmerkelijk dat eiser zou worden gezocht, terwijl hij geen significante rol had binnen de IPOB. In het besluit en tijdens de zitting heeft de minister daartoe gewezen op het EASO-rapport van oktober 2021, p. 66. Daar staat: ‘
The individual assessment of whether there is a reasonable degree of likelihood for the applicant to face persecution should take into account risk-impacting circumstances, such as: level and nature of involvement, visibility of the applicant (e.g. high profile, prior arrest, media appearance), participation in gatherings or manifestations, etc.’ Uit dit citaat blijkt dat er meerdere aspecten van belang zijn: niet alleen of sprake is van een hoog profiel, maar bijvoorbeeld ook deelname aan bijeenkomsten of manifestaties (wat de minister in het geval van eiser geloofwaardig acht). Eiser heeft ook terecht erop gewezen dat op p. 65 van hetzelfde rapport staat:
‘In 2020 and 2021, the Nigerian government has been deliberately targeting persons suspected to be IPOB members (...) the security situation in relation to IPOB in South-East Nigeria is rapidly deteriorating as several incidents in Abia Imo Ebonyi and other south- eastern states have shown. (...) Supporting separatist movements, including by displaying Biafra symbols, such as flags and other insignia, could reportedly lead to arrest and ill- treatment’.Daaruit blijkt dat personen die verdacht werden van lidmaatschap van IPOB ook problemen ondervonden, en dat het tonen van Biafra-symbolen, zoals vlaggen (waarvan de minister ook geloofwaardig acht dat eiser dit heeft gedaan) kan leiden tot arrestaties en mishandeling. Ook uit andere overgelegde landeninformatie blijkt dat personen zonder bijzondere rol binnen de IPOB problemen ondervinden, wat in r.o. 6.3 nader zal worden toegelicht. De rechtbank volgt eiser dus in zijn betoog dat zijn verklaringen over zijn problemen wel degelijk passen bij de landeninformatie en dat de minister dus ondeugdelijk heeft gemotiveerd waarom deze ongeloofwaardig zijn.
Het risico bij terugkeer
6. De rechtbank oordeelt dat de minister zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de politieke overtuiging van eiser niet maakt dat hij bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade of een gegronde vrees heeft voor vervolging. Ook heeft de minister op dit punt onvoldoende doorgevraagd in het nader gehoor. De rechtbank zal dat hieronder toelichten.
6.1.
Uit het arrest S en A van 21 september 2023 van het Hof van Justitie van de Europese Unie (ECLI:EU:C:2023:688) volgt dat de autoriteiten een uitputtend en grondig onderzoek moeten verrichten van alle relevante omstandigheden met betrekking tot de specifieke persoonlijke situatie van de vreemdeling en van de meer algemene context van zijn land van herkomst, teneinde vast te stellen of de vreemdeling een gegronde vrees heeft om persoonlijk te worden vervolgd wegens zijn politieke overtuiging. Uit het Informatiebericht 2024/10 blijkt dat de vreemdeling (in het kader van het onderzoek naar het risico bij terugkeer) in het gehoor bevraagd moet worden over welke activiteiten hij bij terugkeer wil verrichten of hoe hij anderszins zijn opvatting, mening of gedachte zou willen uiten, en wat de gevolgen daarvan zouden zijn.
6.2.
De rechtbank stelt vast dat in het nader gehoor (p. 44) vragen gesteld zijn over hoe eiser zijn politieke activiteiten wil voortzetten bij terugkeer:
V: Wilt u zich in de toekomst politiek gaan uiten? A: Hier in Nederland over Biafra?
V: Ik bedoel u bent nu in Nederland, en u plaatst af en toe dingen over Biafra op twitter. Wilt u zich op die manier politiek blijven uiten, of hebt u andere plannen? A: Ik zou doorgaan met dat doen als pan-Afrikaans persoon.
V: Dus u wilt een beetje hetzelfde blijven doen als u nu doet, begrijp ik dat goed? A: Ja, het gaat door, door.
(…)
V: Stel dat u terug zou moeten keren naar Nigeria, zou u dan weer politieke activiteiten verrichten?
A: Ik ga dat voor Biafra doen tot de dood. [B] zit nog vast in de gevangenis.
Uit de antwoorden van eiser kan niet worden afgeleid welke activiteiten hij precies wil verrichten. Eiser stelt slechts dat hij wil doorgaan tot de dood. Gelet op het kader dat hiervoor in r.o. 6.1 is geschetst, is de rechtbank echter van oordeel dat het op de weg lag van de hoormedewerker om nadere vragen te stellen naar welke activiteiten eiser bij terugkeer naar Nigeria concreet zou willen verrichten. De rechtbank volgt eiser in zijn betoog dat dit onvoldoende is gedaan, en dat de minister dus niet ervan mag uitgaan dat eiser dezelfde activiteiten zal verrichten als voorheen. Dat betekent dat de minister eiser hierover opnieuw moet horen.
6.3.
Bovendien heeft eiser terecht gesteld dat, ook als aangenomen zou worden dat hij dezelfde activiteiten zou verrichten, uit de landeninformatie blijkt dat hij ook dan risico loopt. Eiser heeft verwezen naar het jaarrapport van US Department of State van 20 maart 2023 (2022 Country Report on Human Rights Practises: Nigeria). Daaruit blijkt onder andere dat in augustus de verblijfplaats onbekend was van ten minste 50 vermoedelijke aanhangers van IPOB die in 2020 in de deelstaat Rivers werden gearresteerd. Eiser heeft ook verwezen naar een nieuwsbericht van BCC van 9 januari 2023 ‘Biafra quest fuels Nigeria conflict: Too scared to marry and bury bodies’. Uit dit nieuwsbericht blijkt onder andere dat de autoriteiten militaire middelen inzetten om IPOB te vernietigen, en dat in dorpen jonge mannen zijn gevangengenomen en gedood op de enkele verdenking dat zij aanhangers zijn van de beweging. In het bestreden besluit heeft de minister over deze bronnen opgemerkt dat het gaat om een periode van 5 jaar geleden, en dat eiser hier zelf niet bij was betrokken. Ook is volgens de minister niet duidelijk welke rol/profiel de honderden mannen hadden die slachtoffer werden van willekeurig geweld, arrestaties en detentie. De rechtbank merkt op dat beide bronnen dateren van 2023. Dat er incidenten van 5 jaar geleden in worden beschreven, betekent niet dat de aangehaalde bronnen niet relevant zijn. De minister heeft hier immers geen informatie tegenover gesteld waaruit blijkt dat de situatie is verbeterd, en verwijst zelf enkel naar een rapport van oktober 2021. Ook betekent de omstandigheid dat eiser zelf niet bij deze incidenten was betrokken, niet dat hij geen gevaar loopt bij terugkeer. Verder blijkt uit de bronnen wel degelijk welk profiel de mannen hadden, namelijk dat zij er enkel van verdacht werden aanhangers te zijn van IPOB. Eiser heeft ook verwezen naar het Algemeen Ambtsbericht Nigeria van 31 maart 2021. Uit het ambtsbericht blijkt dat IPOB-leden werden gearresteerd en/of slachtoffer werden van politiegeweld tijdens demonstraties en processies, dat het zichtbaar dragen van Biafra / IPOB-vlaggen, - parafernalia of -insignes aanleiding voor arrestatie kon zijn en dat er eind 2020 militaire operaties waren tegen gemeenschappen met veel IPOB-leden in verschillende staten. Hierover is in het bestreden besluit opgemerkt dat eiser niet heeft verklaard dat hijzelf gearresteerd of vervolgd is. Dat neemt echter niet weg dat eiser – als de situatie niet veranderd is – bij voortzetting van zijn activiteiten in Nigeria alsnog vervolgd kan worden. De landeninformatie die de minister zelf heeft genoemd, is onvoldoende om aan te nemen dat eiser toch geen risico loopt. De minister heeft gesteld dat uit openbare bronnen volgt dat de Nigeriaanse autoriteiten MASSOB en/of IPOB aanhangers enkel opsporen of vervolgen indien sprake is van personen met een hoog profiel. De minister heeft daarbij enkel verwezen naar het EASO-rapport van oktober 2021, p. 66. Zoals in r.o. 5.3 is toegelicht, blijkt uit dat rapport dat bij het bepalen van het risico op vervolging meerdere factoren een rol spelen: niet alleen of sprake is van een hoog profiel, maar ook onder meer deelname aan bijeenkomsten of manifestaties (wat de minister in het geval van eiser geloofwaardig acht). Uit het rapport kan dus niet worden afgeleid dat eiser geen risico loopt als hij enkel lid is van IPOB en deelneemt aan protesten zonder daarbij een specifieke rol te vervullen, nog daargelaten dat eiser ook heeft verklaard dat hij heeft meegewerkt bij de voorbereiding van een protest (nader gehoor, p. 34). Eiser heeft er ook terecht op gewezen dat uit p. 65 van hetzelfde rapport blijkt dat personen die enkel werden verdacht aanhangers te zijn ook problemen ondervonden. In het bestreden besluit (p. 6) is ook nog opgemerkt dat ‘bij het nemen van dit besluit uitputtend en grondig onderzoek is gedaan naar de algemene context van Nigeria. Tijdens het nemen van het besluit wordt gebruik gemaakt van openbare ambtsinformatie en gezaghebbende internationale bronnen.’ Gelet op wat hiervoor is hiervoor is overwogen, heeft de minister dit onderzoek echter niet kenbaar gedaan.

Conclusie en gevolgen

7. De minister heeft de aanvraag ten onrechte afgewezen als ongegrond. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing te nemen. Ook draagt de rechtbank niet aan de minister op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat dit volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen en omdat de minister eiser opnieuw zal moeten horen (zie r.o. 6.2).
7.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat de minister een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak. De rechtbank geeft de minister hiervoor acht weken.
7.2.
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt op grond van het Besluit proceskostenvergoeding bestuursrecht € 1.814,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen (2 punten met een waarde van € 907,- per punt en wegingsfactor 1). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 5 februari 2025;
  • draagt de minister op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
  • veroordeelt de minister tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
14 april 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.