Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
de minister van Asiel en Migratie,
(gemachtigde: mr. I. Vugs).
Samenvatting
.Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Procesverloop
Beoordeling door de rechtbank
Het bestreden besluit
[internetsite 1]). Ook publiceert de Nigeriaanse overheid volgens de minister opsporingsberichten van gezochte personen doorgaans via de officiële weg, zoals op de website van de Nigeria Police Force (
[internetsite 2]). Op de laatstgenoemde website stonden op de dag van de zitting (en nog steeds) echter slechts drie gezochte personen. Dat roept de vraag op of het merendeel van de mensen die worden gezocht in Nigeria inderdaad op deze website worden gepubliceerd. De minister heeft daar tijdens de zitting desgevraagd geen antwoord op kunnen geven, en heeft desgevraagd ook niet kunnen verwijzen naar landeninformatie waaruit blijkt dat opsporingsberichten doorgaans via de officiële weg worden gepubliceerd. Ook valt niet in te zien hoe het ontbreken van het fysieke pamflet de aannemelijkheid ondermijnt dat eiser daadwerkelijk wordt gezocht. Foto’s van documenten kunnen immers ook een asielaanvraag onderbouwen (eiser wijst in dit verband terecht op artikel 4 van de Kwalificatierichtlijn), en het fysieke pamflet is niet aan iemand uitgereikt. De rechtbank kan ook niet goed volgen waarom eiser de berichten waarmee zijn vriend (in 2021) de foto heeft gestuurd had moeten behouden om zichzelf te verdedigen. De rechtbank volgt eiser dus in zijn betoog dat de foto van het pamflet niet op de juiste merites is beoordeeld en betrokken door de minister.
The individual assessment of whether there is a reasonable degree of likelihood for the applicant to face persecution should take into account risk-impacting circumstances, such as: level and nature of involvement, visibility of the applicant (e.g. high profile, prior arrest, media appearance), participation in gatherings or manifestations, etc.’ Uit dit citaat blijkt dat er meerdere aspecten van belang zijn: niet alleen of sprake is van een hoog profiel, maar bijvoorbeeld ook deelname aan bijeenkomsten of manifestaties (wat de minister in het geval van eiser geloofwaardig acht). Eiser heeft ook terecht erop gewezen dat op p. 65 van hetzelfde rapport staat:
‘In 2020 and 2021, the Nigerian government has been deliberately targeting persons suspected to be IPOB members (...) the security situation in relation to IPOB in South-East Nigeria is rapidly deteriorating as several incidents in Abia Imo Ebonyi and other south- eastern states have shown. (...) Supporting separatist movements, including by displaying Biafra symbols, such as flags and other insignia, could reportedly lead to arrest and ill- treatment’.Daaruit blijkt dat personen die verdacht werden van lidmaatschap van IPOB ook problemen ondervonden, en dat het tonen van Biafra-symbolen, zoals vlaggen (waarvan de minister ook geloofwaardig acht dat eiser dit heeft gedaan) kan leiden tot arrestaties en mishandeling. Ook uit andere overgelegde landeninformatie blijkt dat personen zonder bijzondere rol binnen de IPOB problemen ondervinden, wat in r.o. 6.3 nader zal worden toegelicht. De rechtbank volgt eiser dus in zijn betoog dat zijn verklaringen over zijn problemen wel degelijk passen bij de landeninformatie en dat de minister dus ondeugdelijk heeft gemotiveerd waarom deze ongeloofwaardig zijn.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 5 februari 2025;
- draagt de minister op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt de minister tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser.