ECLI:NL:RBDHA:2025:7071

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 april 2025
Publicatiedatum
28 april 2025
Zaaknummer
09/103765-24 en 15/181515-24 (ttz. gev.) ; 18/305043-22 (tul)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door rijden onder invloed van alcohol en hoge snelheid

Op 25 april 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 30 september 2023 betrokken was bij een verkeersongeval op de Rijksweg A44 te Leiden. De verdachte, geboren in 1987 in de Dominicaanse Republiek, werd beschuldigd van roekeloos rijgedrag onder invloed van alcohol, wat resulteerde in een ernstig ongeval waarbij een passagier in een andere auto zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met een alcoholgehalte van 1.59 milligram per milliliter bloed reed, wat aanzienlijk boven de toegestane limiet ligt. Tijdens de zittingen op 23 december 2024 en 11 april 2025 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, waaronder het veroorzaken van een verkeersongeval door zeer onvoorzichtig rijgedrag en het verlaten van de plaats van het ongeval. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden op, een taakstraf van 240 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie jaar, waarvan twee jaar voorwaardelijk. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en nam daarbij ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/103765-24 en 15/181515-24 (ttz. gev.) ; 18/305043-22 (tul)
Datum uitspraak: 25 april 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] (Dominicaanse Republiek),
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 23 december 2024 (regie) en 11 april 2025 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.C.M. Beneken genaamd Kolmer en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S. Pershad, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
09/103765-24 (dagvaarding I)
1
hij op of omstreeks 30 september 2023 te Leiden, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg A44, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen:
hij, verdachte aldaar,
- heeft gereden terwijl hij een (grote) hoeveelheid alcohol had genuttigd en/of
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en/of onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of
- heeft gereden met een gelet op de verkeerssituatie en/of verkeersveiligheid ter plaatse te hoge snelheid, althans met een zodanige snelheid dat hij niet in staat was om om zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en deze vrij was en/of (vervolgens)
- (met aanzienlijk snelheidsverschil) tegen een voor hem rijdende auto (Kia Picanto) is gebotst en/of gereden tengevolge waarvan die Kia Picanto (meermaals) over de kop is geslagen, waardoor een ander te weten de passagier in die Kia Picanto (genaamd [naam 1] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een wervelfractuur, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994, dan wel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, zevende of negende lid van genoemde wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 september 2023 te Leiden als bestuurder van een voertuig (auto), daarmee rijdende op de weg, de Rijksweg A44, als volgt heeft gehandeld:
hij, verdachte aldaar,
- heeft gereden terwijl hij een (grote) hoeveelheid alcohol had genuttigd en/of
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en/of onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of
- heeft gereden met een gelet op de verkeerssituatie en/of verkeersveiligheid ter plaatse te hoge snelheid, althans met een zodanige snelheid dat hij niet in staat was om om zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en deze vrij was en/of (vervolgens)
- (met aanzienlijk snelheidsverschil) tegen een voor hem rijdende auto (Kia Picanto) is gebotst en/of gereden tengevolge waarvan die Kia Picanto (meermaals) over de kop is geslagen, waardoor een ander te weten de passagier in die Kia Picanto (genaamd [naam 1] ) letsel heeft bekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2
hij op of omstreeks 30 september 2023 te Leiden, als bestuurder van een motorrijtuig, (auto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1.59 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;
15/181515-24 (dagvaarding II)hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had
plaatsgevonden in de gemeente Haarlemmermeer op/aan de Rijksweg A4, op of omstreeks 30 september 2023 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten,
terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [naam 2] ) letsel en/of schade was toegebracht.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het bij dagvaarding I onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde evenals bewezenverklaring van het bij dagvaarding II ten laste gelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte vrijspraak van het bij dagvaarding I onder 1 primair ten laste gelegde bepleit en heeft zich met betrekking tot het onder 1 subsidiair ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat dit kan worden bewezen verklaard. Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het bij dagvaarding II ten laste gelegde heeft de raadsvrouw namens de verdachte vrijspraak bepleit.
Op specifieke standpunten wordt hierna – voor zover van belang – nader ingegaan.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage (
bijlage 1) opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
3.4.1
Bewijsoverwegingen ten aanzien van dagvaarding I, feit 1
Juridisch beoordelingskader artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW)
In het algemeen geldt dat onder ‘schuld’ als delictsbestanddeel een grove of aanmerkelijke schuld wordt verstaan. Van schuld in de zin van artikel 6 WVW is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Voor de beantwoording van de vraag of de verdachte schuld heeft aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW, en zo ja in welke mate, komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Het gedrag van de verdachte moet worden afgemeten aan dat wat van een automobilist in het algemeen en gemiddeld genomen mag worden verwacht.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of 1) sprake is van enige, en zo ja welke, mate van schuld van de verdachte aan het verkeersongeval, en of 2) het slachtoffer [naam 1] ten gevolge van het ongeval zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen dan wel tijdelijke ziekte of verhindering van de normale bezigheden heeft ondervonden.
Mate van schuld
Verdachte heeft het ongeval veroorzaakt, doordat hij met zijn auto tegen de linker achterzijde van de Kia is aangereden. Daarvoor is voldoende bewijs.
Hoewel de exacte snelheid van de verdachte ten tijde van het ongeval niet kan worden vastgesteld, kan op basis van de verklaringen van verschillende getuigen wel worden vastgesteld dat de verdachte op dat moment harder reed dan de toegestane maximumsnelheid van 100 kilometer per uur. Daar komt bij dat verschillende getuigen hebben verklaard dat de verdachte slingerend en zowel rechts als links inhalend over de weg reed. Hij reed daarbij rakelings langs andere auto’s. Dat wordt ondersteund door meerdere meldingen over zeer gevaarlijk rijgedrag van de bestuurder van de rode Nissan Micra met kenteken [kenteken] , die vanaf enkele minuten voor het ongeval bij de meldkamer binnenkwamen tot aan het moment van het ongeval zelf.
Tijdens het besturen van de auto was verdachte onder invloed van alcohol. Dat hij naar eigen zeggen daarvoor ook medicatie had geslikt waarvan hij wist dat hij die niet met alcohol mocht combineren omdat hij daardoor ziek of onwel zou kunnen worden verandert daaraan niet. Het nemen van alcohol én dergelijke medicatie zou hoogstens een nog grotere onvoorzichtigheid opleveren.
De wijze waarop de verdachte over de A44 heeft gereden, namelijk onder invloed van alcohol en met een te hoge snelheid, slingerend, links en rechts inhalend en ten slotte botsend op een medeweggebruiker, is aan te merken als zeer onvoorzichtig handelen.
Zwaar lichamelijk letsel of tijdelijke ziekte dan wel verhindering van de normale bezigheden
Op basis van de medische verklaring stelt de rechtbank vast dat [naam 1] ten gevolge van het door de verdachte veroorzaakte verkeersongeval een wervelfractuur heeft opgelopen. Uit het dossier blijkt niet dat medisch ingrijpen - anders dan het voorschrijven van pijnmedicatie - noodzakelijk was en hieruit blijkt voorts ook niets over het verdere verloop en herstel, anders dan dat [naam 1] in ieder geval in februari 2025 volledig hersteld was. De rechtbank kan daarom niet vaststellen dat er sprake is geweest van zwaar lichamelijk letsel.
Wel blijkt dat zij van die fractuur pijn ondervond en dat zij zeer sterke pijnmedicatie voorgeschreven heeft gekregen. Ook moest zij een week later ter controle nogmaals foto’s laten maken bij een arts in haar thuisland. Het was haar weliswaar toegestaan terug naar huis te vliegen, maar zij zou daarbij wel een speciale stoel of ondersteuning nodig hebben, zo heeft het slachtoffer enkele dagen na het ongeval verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het voorgaande, anders dan de raadsvrouw heeft bepleit, dat het slachtoffer ten gevolge van het letsel dat zij heeft opgelopen door het verkeersongeval tijdelijk is verhinderd in de uitoefening van haar normale bezigheden.
3.4.2
Bewijsoverwegingen ten aanzien van dagvaarding II
Verdachte heeft verklaard dat hij die bewuste dag, 30 september 2023, de hele dag de bestuurder was van het voertuig met kenteken [kenteken] . Voorts heeft hij verklaard dat het zou kunnen dat hij rond 15:15 uur over de A4 reed ter hoogte van de Schipholtunnel, omdat hij toen die kant op reed. Uit de aangifte van [naam 2] blijkt dat een rode auto met datzelfde kenteken omstreeks 15:15 uur net vóór de Schipholtunnel met een behoorlijke klap tegen zijn fietsendrager is gereden, waardoor schade is ontstaan aan de auto, fietsendrager en fietsen van die [naam 2] . De aangever én zijn vrouw hebben na het ongeval direct het kenteken opgeschreven en zijn er zeker van dat dit het juiste kenteken is. Dat kenteken komt ook overeen met het type en de kleur auto waarin de verdachte reed.
Gelet op het contact tussen de auto’s dat dusdanig is geweest dat zowel auto, fietsendrager en fietsen beschadigd raakte en op de behoorlijke klap, waarover aangever verklaard, had verdachte redelijkerwijs moeten vermoeden dat schade was toegebracht.
Het voorgaande is voldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de bij dagvaarding I, onder 1 primair en onder 2 en bij dagvaarding II ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
Dagvaarding I
1
hij op 30 september 2023 te Leiden als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg A44, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend, als volgt te handelen:
hij, verdachte aldaar,
- heeft gereden terwijl hij een (grote) hoeveelheid alcohol had genuttigd en
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en de verkeerssituatie ter plaatse en
- heeft gereden met een gelet op de verkeerssituatie en verkeersveiligheid ter plaatse te hoge snelheid en vervolgens
- tegen een voor hem rijdende auto (Kia Picanto) is gebotst ten gevolge waarvan die Kia Picanto meermaals over de kop is geslagen, waardoor een ander te weten de passagier in die Kia Picanto (genaamd [naam 1] ) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2
hij op 30 september 2023 te Leiden, als bestuurder van een motorrijtuig, (auto), dit voertuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1.59 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;
Dagvaarding IIhij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in de gemeente Haarlemmermeer op de Rijksweg A4, op 30 september 2023 de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [naam 2] ) schade was toegebracht.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6. De strafoplegging
6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van drie jaren, en een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis. Daarnaast vordert de officier van justitie als bijkomende straf een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie jaren, met een proeftijd van drie jaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich namens de verdachte op het standpunt gesteld dat een taakstraf de meest passende strafmodaliteit is. Ten aanzien van een eventuele ontzegging van de rijbevoegdheid heeft zij verzocht die geheel voorwaardelijk op te leggen,
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft op 30 september 2023 twee ongevallen veroorzaakt, nadat hij onder invloed van alcohol in de auto was gestapt en de autosnelweg was opgegaan.
Door het handelen van verdachte heeft hij niet alleen zichzelf, maar ook anderen in gevaar gebracht en gedupeerd. Na het eerste ongeval, waarbij slachtoffer [naam 2] schade heeft geleden aan zijn auto en fietsendrager, is de verdachte doorgereden zonder te stoppen. Nog geen anderhalf uur later heeft hij met hoge snelheid een andere medeweggebruiker aangereden, die daardoor over de kop is geslagen en enorme schade heeft geleden. Een inzittende van die auto heeft ten gevolge daarvan een fractuur in de ruggenwervel opgelopen. De verklaring van een van de andere inzittenden van de auto, dat zij opgelucht was dat iedereen nog leefde, maakt duidelijk hoeveel indruk het ongeval heeft gemaakt. Dat zijn dollemansrit niet nog veel ernstigere gevolgen heeft gehad, is geenszins te danken aan de verdachte. Hij heeft met zijn rijgedrag niet alleen zijn directe slachtoffers, maar ook andere weggebruikers angst aangejaagd. Dat rekent de rechtbank de verdachte zeer aan.
Voorts overweegt de rechtbank dat de verdachte onder invloed van een ruim boven de toegestane hoeveelheid alcohol in de auto is gestapt, hetgeen op zichzelf al zeer kwalijk is. Het is algemeen bekend dat alcohol de rijvaardigheid zeer negatief beïnvloedt. Dat de verdachte dit heeft gedaan terwijl hij medicatie had genomen waarvan hij wist dat hij daarvan onwel zou kunnen worden als hij die zou combineren met alcohol, maakt dat des te kwalijker. Ook dit rekent de rechtbank hem zwaar aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 15 november 2024.
Persoon van de verdachte
Uit het verhandelde ter terechtzitting en het dossier is de rechtbank gebleken dat bij de verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten sprake was van een alcoholverslaving. De rechtbank acht het dan ook verstandig dat de verdachte hulp heeft gezocht voor zijn problematiek en daarmee aan de slag is gegaan. Sinds het ten laste gelegde is de verdachte niet meer met politie en justitie in aanraking gekomen, ook niet voor enige verkeersovertreding.
De op te leggen straf
Ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten van dagvaarding I is sprake van eendaadse samenloop.
De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een hoge taakstraf passend, enerzijds om de ernst van de gepleegde feiten tot uitdrukking te brengen en anderzijds om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken. Om diezelfde redenen acht de rechtbank het passend en geboden de verdachte een deels voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen.

7.De vordering tot tenuitvoerlegging

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van 27 februari 2025 gewijzigd in die zin dat wordt gevorderd dat in plaats van een last tot tenuitvoerlegging ten aanzien van de bij parketnummer 18-305043-22 door de politierechter van de rechtbank Noord-Nederland op 10 mei 2023 voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf van twee weken wegens niet naleven van de algemene voorwaarden, een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 28 uren, subsidiair 14 dagen vervangende hechtenis, zal worden gelast.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen, omdat de onderhavige feiten van heel andere aard zijn dan het feit waarvoor de voornoemde voorwaardelijke straf is opgelegd.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland d.d. 10 mei 2023 is de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken. De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat hij zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd wederom heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten. De rechtbank zal gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte – conform de vordering van de officier van justitie – gelasten dat de voorwaardelijke gevangenisstraf wordt omgezet in een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van na te melden duur.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 7, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van deze uitspraak gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I, feit 1 primair en feit 2:
de eendaadse samenloop van
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b van die wet
en
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994 (1,59 milligram);
ten aanzien van dagvaarding II:
overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) MAANDEN;
bepaalt dat die straf,
niet zal worden tenuitvoergelegdonder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij
op drie jaren vastgestelde proeftijdniet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
taakstrafvoor de tijd van
240 (tweehonderdveertig) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de tijd van
120 (honderdtwintig) DAGEN;
veroordeelt verdachte ter zake van het bewezenverklaarde voorts tot:
ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor
3 (drie) JAREN;
bepaalt dat een gedeelte van deze bijkomende straf, groot
2 jaren niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij
op drie jaren vastgestelde proeftijdniet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
gelast, in plaats van een
last tot tenuitvoerleggingte geven van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de politierechter van de rechtbank Noord-Nederland d.d. 10 mei 2023, gewezen onder parketnummer 18/305043-22, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken
, een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur
van 28 (achtentwintig) uren, subsidiair 14 dagen vervangende hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Herfkens, voorzitter,
mr. G.H.M. Smelt, rechter,
mr. L. Amperse, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.E. Stevers, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 april 2025.