Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
de minister van Asiel en Migratie,
(gemachtigde: mr. J. Vreijsen).
Samenvatting
.Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Rechtbank Den Haag
Op 4 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een verzoeker die een voorlopige voorziening vroeg na de niet-ontvankelijk verklaring van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. V.L. van Wieringen, was het niet eens met de beslissing van de minister, die op 31 januari 2025 zijn aanvraag had afgewezen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 26 maart 2025, maar de verzoeker en zijn gemachtigde waren niet aanwezig tijdens de zitting.
De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling aangegeven dat er geen noodzaak meer is voor een voorlopige voorziening, aangezien er op dezelfde dag ook uitspraak is gedaan in de aanverwante zaak NL25.6040. Hierdoor is het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 4 april 2025 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.