Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
de minister van Asiel en Migratie,
(gemachtigde: mr. J. Vreijsen).
Samenvatting
.Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Rechtbank Den Haag
Op 4 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een verzoeker die een voorlopige voorziening vroeg na de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. J.W.F. Menick, was het niet eens met de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel, die door de minister op 25 januari 2025 als kennelijk ongegrond was bestempeld. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld tijdens een zitting op 26 maart 2025, waarbij de gemachtigde van de minister, mr. J. Vreijsen, aanwezig was, maar de verzoeker en zijn gemachtigde zich afmeldden.
In de uitspraak heeft de voorzieningenrechter geconcludeerd dat, gezien de uitspraak in de aanverwante zaak NL25.4850, een voorlopige voorziening niet meer nodig was. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 4 april 2025 en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.