4.1.De minister acht beide elementen geloofwaardig. De problemen van eiser kunnen volgens de minister echter niet leiden tot het verlenen van een asielvergunning. De VS kan namelijk in het algemeen worden gezien als een veilig land van herkomst. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de VS ten aanzien van hem persoonlijk zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en dat de VS in zijn geval dus niet als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. De minister wijst er daartoe op dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat, als problemen zich voordoen in de VS, er voor hem geen mogelijkheid bestaat om de bescherming van de autoriteiten in te roepen. De minister concludeert daarom dat de asielaanvraag van eiser wordt afgewezen als kennelijk ongegrond.
De afwijzing van de asielaanvraag
5. Eiser voert aan dat de minister in het kader van (de afwijzing van) zijn asielaanvraag onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar zijn persoonlijke feiten, omstandigheden en belangen. Volgens eiser is daarom sprake van een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek.
6. De rechtbank overweegt als volgt. De minister heeft in het bestreden besluit toegelicht waarom de problemen van eiser geen aanleiding zijn om een asielvergunning te verlenen. De minister heeft erop gewezen dat de VS in zijn algemeenheid kan worden aangemerkt als veilig land van herkomst. Dat is in deze procedure ook niet in geschil. Er mag daarom vanuit worden gegaan dat de autoriteiten bescherming bieden tegen vervolging en behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Het is aan eiser om met concrete aanwijzingen aannemelijk te maken dat de VS voor hem persoonlijk niet als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Wegens het algemene rechtsvermoeden dat eiser uit een veilig land van herkomst afkomstig is, zal daarbij een hoge drempel gelden.i
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich op het standpunt kunnen stellen dat wat eiser heeft aangevoerd, onvoldoende is om aannemelijk te achten dat de VS voor hem persoonlijk geen veilig land van herkomst is. De minister heeft er terecht op gewezen dat uit de verklaringen van eiser blijkt dat hij in de VS niet heeft geprobeerd om hulp in te schakelen of bescherming te vragen aan de autoriteiten. Eiser heeft ook anderszins niet aannemelijk gemaakt dat bescherming vragen aan de autoriteiten niet mogelijk of bij voorbaat zinloos zou zijn. Verder heeft eiser in beroep niet geconcretiseerd naar welke persoonlijke omstandigheden, feiten en belangen de minister onvoldoende onderzoek heeft gedaan of op welke onderdelen het besluit van de minister onvoldoende is gemotiveerd. De rechtbank volgt eiser dus niet in zijn standpunt dat sprake is van een motiveringsgebrek en onzorgvuldige voorbereiding van het besluit. De beroepsgrond slaagt niet.
Het beleid voor derdelanders uit Oekraïne
8. Eiser voert aan dat de minister ten onrechte niet bij de besluitvorming heeft betrokken dat hij een derdelander uit Oekraïne is. Eiser wijst op een bericht van de IND van 20 december 2024 “Verblijf niet-Oekraïners met tijdelijke Oekraïense verblijfsvergunning”. Uit dat bericht blijkt dat derdelanders die in Oekraïne een tijdelijke verblijfsvergunning hadden, langer mogen gebruikmaken van de rechten die horen bij de Richtlijn Tijdelijke Bescherming, en dat zij op 4 maart 2025 nader bericht krijgen van de IND over hun verblijf in Nederland.
9. De rechtbank stelt voorop dat in deze procedure alleen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser voorligt. Die afwijzing ziet op de vraag of voor eiser persoonlijk de VS een veilig land van herkomst is. De beoordeling van een aanvraag of hij bescherming kan genieten op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming, ligt hier niet voor. De beroepsgrond mist dus feitelijke grondslag en slaagt niet. De minister heeft op de zitting nog opgemerkt dat eiser een aanvraag voor verblijf op grond van Richtlijn had ingediend, maar die weer heeft ingetrokken. Het is aan eiser om – indien hij verblijf op die grond wenst – eventueel een nieuwe aanvraag indienen. In dat kader kan dan ook beoordeeld worden of de situatie zoals vermeld in het bericht van de IND van 20 september 2024 op eiser van toepassing is.
Het terugkeerbesluit
10. Eiser voert aan dat, nu hij een verblijfsstatus heeft voor Oekraïne, een terugkeerbesluit voor de VS niet opportuun is. Het land van terugkeer had Oekraïne moeten zijn.
11. De rechtbank overweegt als volgt. In het bestreden besluit is verwezen naar het terugkeerbesluit van 15 november 2024, waarin de VS als land van terugkeer is opgenomen. Dat terugkeerbesluit staat in rechte vast. De minister hoefde in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding te zien om een andere terugkeerverplichting vast te stellen. De rechtbank merkt ook op dat het eiser vrij staat om terug te keren naar Oekraïne, nu hem alleen is opgedragen om Nederland en de EU/EER te verlaten. De beroepsgrond slaagt niet.