Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker], verzoeker,
de minister van Asiel en Migratie, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
Op 24 april 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, die in deze procedure optrad tegen de minister van Asiel en Migratie, had een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen nadat zijn asielaanvraag niet in behandeling was genomen. Dit gebeurde op basis van het besluit van 3 april 2025, waarin werd gesteld dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag van de verzoeker.
De voorzieningenrechter heeft de zaak zonder zitting behandeld, conform artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In de overwegingen van de uitspraak werd verwezen naar een eerdere uitspraak van dezelfde rechtbank, zaaknummer NL25.15975, waarin het beroep van de verzoeker ongegrond was verklaard. Aangezien het beroep ongegrond was verklaard, was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open. De uitspraak is een belangrijke bevestiging van de verantwoordelijkheden die voortvloeien uit het Dublin-systeem, waarbij Duitsland in dit geval als verantwoordelijk land werd aangewezen voor de behandeling van de asielaanvraag.